P3-les5-Groepsvorming 2

Wat weten we nog van de vorige keer?
Waarom is het ´gangsterism´ in Zuid Afrika een goed voorbeeld van groepsvorming?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat weten we nog van de vorige keer?
Waarom is het ´gangsterism´ in Zuid Afrika een goed voorbeeld van groepsvorming?

Slide 1 - Tekstslide

Wat willen we vandaag bereiken?
- Je kent het verschil tussen formele en informele groepen.
- Je begrijpt op welke manier mensen niet langer bij een groep meer horen. (dropping-out, opting-out, uitsluiting, discriminatie, armoede of werkloosheid).

Slide 2 - Tekstslide

KERNCONCEPT Groepsvorming (1)
                     die tussen meer dan twee                  tot stand komen, doordat ze elkaar                          en gemeenschappelijke                                         ontwikkelen.
         bindingen
              mensen
        beinvloeden
normen en waarden

Slide 3 - Sleepvraag

KERNCONCEPT Groepsvorming (2)

(1) die tussen meer dan twee (2) tot stand komen, doordat ze elkaar (3) en gemeenschappelijke (4) ontwikkelen.

Slide 4 - Open vraag

KERNCONCEPT Sociale cohesie (2)

Het aantal en de (1) die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het (2) te zijn, (3) van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor (4), en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.

Slide 5 - Open vraag

Formele vs. informele groepen
Formele groepen 
Vast omschreven doelen en normen, 
vastgelegde regels en procedures, 
bepaalde rollenstructuur en hiërarchie.

Informele groepen 
Stilzwijgende binding zonder 
vastgelegde doelen en normen, 
zonder rollenstructuur en hiërarchie.




Slide 6 - Tekstslide

Geef 2 voorbeelden van een formele groep en 2 voorbeelden van een informele groep.

Slide 7 - Open vraag

Hoe kan iemand uit een groep gaan?
Er kunnen zich situaties voordoen waarin mensen niet langer bij een groep horen.

1. Er niet meer bij willen horen (dropping out);

2. Er niet meer bij mogen horen (uitsluiting en discriminatie);

3. Er niet meer bij kunnen horen (armoede, werkloosheid)



Slide 8 - Tekstslide

Geef van 1, van 2 en van 3 een praktijkvoorbeeld.
1. Er niet meer bij willen horen (dropping out en opting out);
2. Er niet meer bij mogen horen (uitsluiting en discriminatie);
3. Er niet meer bij kunnen horen (armoede, werkloosheid)

Slide 9 - Open vraag

4

Slide 10 - Video

01:48
Wat voor een groep zijn de Jehova´s getuigen?
A
Informele groep
B
Formele groep

Slide 11 - Quizvraag

04:18
Hij is niet langer een onderdeel van de groep Jehova´s. Dit is een voorbeeld van ...
A
Werkloosheid
B
Dropping-out
C
Uitsluiting
D
Discriminatie

Slide 12 - Quizvraag

07:38
Wat zou jij doen? Eruit stappen of toch voor je familie kiezen?

Slide 13 - Open vraag

09:45
Voorbeeld examenvraag: Gebruik het kernconcept groepsvorming om uit te leggen dat er bij de Jehova´s getuigen sprake is van groepsvorming.

Slide 14 - Open vraag

Affectieve bindingen
Cognitieve bindingen
Economische bindingen
Politieke bindingen
Afhankelijkheden die te maken hebben met de verdeling van macht (regels en wetten).
Afhankelijkheden die te maken hebben met positieve en
negatieve gevoelens van mensen voor elkaar.
Afhankelijkheden die te maken hebben met de productie
en distributie van schaarse goederen
Afhankelijkheden die te maken hebben met het feit dat
mensen van en aan elkaar leren.

Slide 15 - Sleepvraag