Woordenschat 3F

Woordenschat 2F/3F
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat 2F/3F

Slide 1 - Tekstslide

De rustige man ging op geen enkele provocatie in. [provocatie]
A
aanbieding
B
uitdaging
C
voorstel

Slide 2 - Quizvraag

Na dat ernstige ongeval had hij last van hallucinaties. [hallucinaties]
A
hevige pijnen
B
waanvoorstellingen
C
tintelingen

Slide 3 - Quizvraag

Dat verschil was miniem.
[miniem]
A
onverschillig
B
heel klein
C
heel groot

Slide 4 - Quizvraag

"Dat is het cruciale punt", zei de voorzitter.
[cruciale]
A
veel besproken
B
vergeten
C
doorslaggevende

Slide 5 - Quizvraag

Wij twijfelen aan de authenticiteit van dat schilderij.
[authenticiteit]
A
houdbaarheid
B
oudheid
C
echtheid

Slide 6 - Quizvraag

Hij probeerde zijn collega te manipuleren.
[manipuleren]
A
over te halen
B
te beïnvloeden
C
te controleren

Slide 7 - Quizvraag

Dat te laat komen is symptomatisch voor zijn instelling.
[symptomatisch]
A
bepalend
B
typerend
C
slecht

Slide 8 - Quizvraag

Die politicus is voor nivellering van de inkomens.
[nivellering]
A
gelijkmaking
B
verbetering
C
bestudering

Slide 9 - Quizvraag

Je moet hem wel eerst autoriseren. [autoriseren]
A
machtigen
B
beschrijven
C
beoordelen

Slide 10 - Quizvraag

Dat meisje is erg egoïstisch.[egoïstisch]
A
Zij denkt alleen aan zichzelf.
B
Zij helpt graag andere mensen.
C
Zij leeft in een andere wereld.

Slide 11 - Quizvraag

Dat water is van inferieure kwaliteit.
[inferieure]
A
uitstekende
B
minderwaardige
C
ongekende

Slide 12 - Quizvraag

Die kwestie intrigeert mij.
[intrigeert]

A
brengt mij van mijn stuk
B
ik wil weten hoe het zit
C
verrast

Slide 13 - Quizvraag

Wij willen geen substituut.
[substituut]

A
bemiddeling
B
officiële verklaring
C
vervangingsmiddel

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb het moeten leren incasseren.
[incasseren]

A
iets berekenen
B
iets creëren
C
iets verdragen

Slide 15 - Quizvraag

Je moet wel om permissie vragen.
[permissie]
A
uitstel
B
toestemming
C
advies

Slide 16 - Quizvraag

Iets wat nagedaan of nagemaakt is met de bedoeling te spotten.
A
cliché
B
parodie
C
reproductie

Slide 17 - Quizvraag

Een toevallige gebeurtenis.
A
calculatie
B
privilege
C
incident

Slide 18 - Quizvraag

De hoogmoed komt voor de val.
[hoogmoed]
A
ongepaste trots
B
ongepast verlangen
C
ongepaste belangstelling

Slide 19 - Quizvraag

Je flexibel opstellen.
[flexibel]
A
actief
B
meegaand
C
terughoudend

Slide 20 - Quizvraag

De situatie was nogal chaotisch.
[chaotisch]
A
storend
B
paniekerig
C
wanordelijk

Slide 21 - Quizvraag