Rekentaal

• Rekenen
• ISK

Rekenen

Getallen

1	een
2	twee
3	drie
4	vier
5	vijf

6	zes
7	zeven
8	acht
9	negen
10	tien

Getallen

11	elf
12	twaalf
13	dertien
14	veertien
15	vijftien

16	zestien
17	zeventien
18	achttien
19	negentien
20	twintig

Getallen

10	tien
20	twintig
30	dertig
40	veertig
50	vijftig

60	zestig
70	zeventig
80	tachtig
90	negentig
100	honderd

Getallen

21     eenentwintig

22    tweeëntwintig (niet tweeentwintig)

34     vierendertig

88     achtentachtig

156   honderdzesenvijftig

312   driehonderdtwaalf

6

1. ses
2. sez
3. zes
4. zez

47

1. zevenenviertig
2. vierenzeventig
3. zevenveertig
4. zevenenveertig

82

1. tweeënachtig
2. tweeëntachtig
3. achtentwintig
4. tweeentachtig

123

1. honderddrieëntwintig
2. honderdrieëntwintig
3. drieëntwintighonderd
4. honderdrientwintig

Getallen

10	tien
100	honderd
1.000	duizend
10.000	tienduizend
100.000	honderdduizend
1.000.000	miljoen

Getallen

1.456

duizendvierhonderdzesenvijftig

veertienhonderdzesenvijftig

2.624

1. zesentwintigduizend vierentwintig
2. tweeduizendzeshonderd vierentwintig
3. zeshonderdvierentwintig tweeduizend
4. zesentwintighonderd vierentwintig

41.000

1. viertienhonderd
2. eenenveertigenduizend
3. eenenveertigduizend
4. veertienduizend

+

plus

optellen

erbij doen

bij elkaar doen

 het totaal

meer worden

toenemen

stijgen

-

min

aftrekken

eraf halen

weghalen

het verschil

minder worden

afnemen

dalen

Op de parkeerplaats staan 2 rode en 7 blauwe auto's. Bereken het totaal aantal auto's

1. 7 - 2 = 5
2. 2 - 7 = 5
3. 7 + 2 = 9
4. 2 + 7 = 9

Vanmiddag was het 20 graden buiten. Daarna nam de temperatuur af met 5 graden. Hoe warm is het nu?

1. 20 - 5 = 15
2. 20 + 5 = 25
3. 5 - 20 = 15
4. 5 + 20 = 25

De juf woont 3 km van school en de meester woont 15 km van school. Wat is het verschil in de afstand die ze moeten fietsen?

1. 15 + 3 = 18 km
2. 3 + 15 = 18 km
3. 15 - 3 = 12 km
4. 3 - 15 = 12 km

min

plus

optellen

aftrekken

totaal

verschil

erbij doen

eraf halen

toenemen

afnemen

Maak zelf een rekenvraag met een van deze woorden:
+) erbij doen, bij elkaar doen, het totaal, toenemen, stijgen
-) eraf halen, weghalen, het verschil, minder worden, afnemen, dalen

x

keer (zoveel)

maal

vermenigvuldigen

:

gedeeld door

delen (door)

verdelen

gelijke groepjes maken

Welke berekening hoort erbij?

Ik heb 6 zakken chips. Mijn docent heeft er 3 keer zoveel. Hoeveel zakken chips heeft ze?

1. 6 : 3 = 2
2. 6 x 3 = 18
3. 6 - 3 = 3
4. 6 + 3 = 9

Welke berekening hoort erbij?

Er zijn 6 zakken chips. Ik verdeel ze met mijn 2 vrienden. Hoeveel zakken krijgt ieder?

1. 6 : 3 = 2
2. 6 x 3 = 18
3. 6 - 3 = 3
4. 6 + 3 = 9

Welke berekening hoort erbij?

In de klas staan 4 dozen. In iedere doos zitten 32 boeken. Hoeveel boeken zijn er in totaal?

1. 4 + 32 = 36
2. 32 - 4 = 28
3. 4 x 32 = 128
4. 32 : 4 = 8

Welke berekening hoort erbij?
In de klas staan 4 dozen met in totaal 32 boeken. In elke doos zitten evenveel boeken. Hoeveel boeken zitten er in iedere doos?

1. 4 + 32 = 36
2. 32 - 4 = 28
3. 4 x 32 = 128
4. 32 : 4 = 8

Welke berekening hoort erbij?

Milan verdient €120 euro per maand.
Hoeveel euro verdient Milan in een jaar?

1. 120 + 12 = 132
2. 120 x 12 = 2440
3. 120 : 12 = 10
4. 12 : 120 = 0,1

Verander deze keer-som nu in een deel-som:

Milan verdient €120 euro per maand.
Hoeveel euro verdient Milan in een jaar?

Welke berekening hoort erbij?

Milan verdient €120 euro in een jaar.
Hoeveel euro verdient Milan per maand?

1. 120 + 12 = 132
2. 120 x 12 = 2440
3. 120 : 12 = 10
4. 12 : 120 = 0,1

tweede

eerste

derde

vierde

vijfde

zesde

........

laatste

Op jouw trouwfeest krijgt elke gast krijgt 6 hapjes.
Er komen 138 gasten op het feest.
Hoeveel hapjes moet je maken?

1. 6 + 138 = 144
2. 138 - 6 = 132
3. 6 x 138 = 828
4. 138 : 6 = 23