Start 2de jaar: opfrissing historisch referentiekader


HISTORISCH REFERENTIEKADER
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisSecundair onderwijs

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


HISTORISCH REFERENTIEKADER

Slide 1 - Tekstslide

Tijd
Wanneer iets gebeurt / gebeurde.

We verdelen de Europese geschiedenis in 7 tijdvakken

Slide 2 - Tekstslide

Zet de historische periodes in de juiste volgorde.
prehistorie
Oude nabije oosten
klassieke oudheid
middeleeuwen
vroeg-moderne tijd
moderne tijd
heden-daagse tijd

Slide 3 - Sleepvraag

Ruimte
De plaats waar iets gebeurt / gebeurde.

maritiem <-> continentaal
lokaal - regionaal - mondiaal

Slide 4 - Tekstslide

Griekenland is een voorbeeld
van een ... ruimte.
A
lokale
B
regionale
C
mondiale

Slide 5 - Quizvraag

Griekenland is een voorbeeld
van een ... ruimte.
A
maritieme
B
continentale

Slide 6 - Quizvraag

Maatschappelijke domeinen

Het menselijk gedrag, al wat mensen doen/deden en hoe ze samen leven/leefden kunnen we ordenen in 4 domeinen.

Slide 7 - Tekstslide

Bij welk maatschappelijk domein plaatsen we deze foto?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
sociaal

Slide 8 - Quizvraag

Bij welk maatschappelijk domein plaatsen we deze foto?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
sociaal

Slide 9 - Quizvraag

Bij welk maatschappelijk domein plaatsen we deze foto?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
sociaal

Slide 10 - Quizvraag

Bij welk maatschappelijk domein plaatsen we deze foto?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
sociaal

Slide 11 - Quizvraag

Over welk maatschappelijk domein gaat deze krantenkop?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
sociaal

Slide 12 - Quizvraag

Over welk maatschappelijk domein gaat deze krantenkop?
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
sociaal

Slide 13 - Quizvraag

Wisselwerking tussen de vier maatschappelijke domeinen

Slide 14 - Tekstslide

Oorlog in Oekraïne oorzaak van grondstoffen-tekort
Wisselwerking tussen domeinen: sleepoefening
Economische crisis vergroot kloof tussen arm en rijk
Toneelhuis behoudt Vlaamse subsidies
Documentaire over Vlaamse natuur levert miljoenen winst op
politiek-economisch
economisch-sociaal
cultureel-economisch
cultureel-politiek

Slide 15 - Sleepvraag

Chronologisch rangschikken
Gebeurtenissen ordenen in de volgorde waarin ze gebeurden:

= de langst geleden gebeurtenis eerst, de meest recente gebeurtenis laatst.

Slide 16 - Tekstslide

6 juni 1944: D-day luidt het einde van WOII in
1453: uitvinding van de boekdrukkunst
21 april 753 v.C.: stichting van Rome volgens de legende
51 v.C.: einde van de Gallische oorlogen van Julius Caesar
476: Val van het West-Romeinse Rijk

Slide 17 - Sleepvraag

Uit hoeveel tijdvakken bestaat onze tijdlijn?
A
6
B
8
C
7
D
5

Slide 18 - Quizvraag

Welk tijdvak wordt hier afgebeeld?
A
Prehistorie
B
Oude Nabije Oosten
C
Klassieke Oudheid
D
Middeleeuwen

Slide 19 - Quizvraag

Welk tijdvak wordt hier afgebeeld?
A
Vroegmoderne Tijd
B
Moderne Tijd
C
Hedendaagse Tijd

Slide 20 - Quizvraag

Welk tijdvak wordt hier afgebeeld?
A
Klassieke Oudheid
B
Middeleeuwen
C
Vroegmoderne Tijd
D
Moderne Tijd

Slide 21 - Quizvraag

Welk tijdvak wordt hier afgebeeld?
A
Oude Nabije Oosten
B
Klassieke Oudheid
C
Middeleeuwen
D
Vroegmoderne Tijd

Slide 22 - Quizvraag

Welk tijdvak wordt hier afgebeeld?
A
Prehistorie
B
Oude Nabije Oosten
C
Klassieke Oudheid
D
Middeleeuwen

Slide 23 - Quizvraag

Welk tijdvak wordt hier afgebeeld?
A
Prehistorie
B
Oude Nabije Oosten
C
Klassieke Oudheid
D
Middeleeuwen

Slide 24 - Quizvraag

Welk tijdvak wordt hier afgebeeld?
A
Middeleeuwen
B
Vroegmoderne Tijd
C
Moderne Tijd
D
Hedendaagse Tijd

Slide 25 - Quizvraag

In welke eeuw valt het jaar 1989?
A
19de
B
18de
C
20ste
D
89ste

Slide 26 - Quizvraag

In welke eeuw valt het jaar 1574?
A
16de
B
15de
C
14de
D
74ste

Slide 27 - Quizvraag

In welke eeuw leven we nu?
A
20ste eeuw
B
21ste eeuw
C
22ste eeuw
D
1ste eeuw

Slide 28 - Quizvraag

In welke eeuw situeren we het jaar 3500 v.C.?
A
35e eeuw v.C.
B
36e eeuw v.C.

Slide 29 - Quizvraag

In welk eeuw ligt het jaartal 1648?
A
16de eeuw
B
17de eeuw
C
18de eeuw
D
15de eeuw

Slide 30 - Quizvraag

Bepaal de historische periode

Slide 31 - Open vraag

Bepaal het maatschappelijk domein

Slide 32 - Open vraag

Bepaal de historische periode

Slide 33 - Open vraag

Bepaal de historische periode

Slide 34 - Open vraag

Bepaal het maatschappelijk domein

Slide 35 - Open vraag

Bepaal de historische periode

Slide 36 - Open vraag

Bepaal het maatschappelijk domein

Slide 37 - Open vraag

In welke eeuw ligt het jaar 901?
A
8ste eeuw
B
9de eeuw
C
10de eeuw
D
11de eeuw

Slide 38 - Quizvraag

In welke eeuw ligt het jaar 500?
A
5de eeuw
B
6de eeuw
C
50ste eeuw
D
51ste eeuw

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Historisch onderzoek
= het zoeken naar antwoorden op historische vragen door middel van het bestuderen van bronnen en werken. 

bruikbaarheid
betrouwbaarheid
representativiteit



Slide 41 - Tekstslide

Dit is een ...
A
historische bron
B
historisch werk

Slide 42 - Quizvraag

Dit is een ...
A
primair
B
secundair

Slide 43 - Quizvraag

BRUIKBAARHEID
Wanneer is een bron bruikbaar?

Een bron is bruikbaar wanneer deze informatie oplevert om (een deel van een) historische vraag te beantwoorden. 

Slide 44 - Tekstslide

Welke bron is bruikbaar voor de vraag 'Hoe zag het eerste schrift ter wereld er uit?'
A
kleitablet uit Mesopotamië
B
Grieks alfabet
C
Hiërogliefen op Egyptische tempel-muren
D
Romeinse cijfers

Slide 45 - Quizvraag

BETROUWBAARHEID
We moeten nagaan of de bron te vertrouwen is.

We moeten ons een aantal dingen afvragen:
Wie heeft de bron gemaakt of geschreven?
Wat voor iemand was deze persoon?
Voor wie of wat werd de bron gemaakt?
• Wat was de bedoeling van de bron?

Slide 46 - Tekstslide

Welke bron is het meest betrouwbaar?
A
primaire bron waarbij de schrijver zijn mening geeft
B
secundaire bron die feiten bevat
C
secundaire bron die gebaseerd werd op geruchten
D
primaire bron vol feiten

Slide 47 - Quizvraag

REPRESENTATIVITEIT
Een bron is minder representatief:
• als er slechts één van bestaat (1 bron is geen bron)
• als de maker een uniek standpunt weergeeft
• als andere mensen in de samenleving een ander standpunt hebben
• als wat je ontdekt in de bron niet overeenkomt met de algemene kenmerken van een samenleving in de periode die je bestudeert

Slide 48 - Tekstslide