TaalCompleet A1 - thema 4 - 4. 1, 4.2 en 4.3 - herhalen + vraagzinnen maken

TaalCompleet A1 - thema 4 
 
4. 1, 4.2 en 4.3 - herhalen
vraagzinnen maken
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A1 - thema 4 
 
4. 1, 4.2 en 4.3 - herhalen
vraagzinnen maken

Slide 1 - Tekstslide

Joanne doet _____ op de markt.
A
brood
B
boodschappen
C
vlees
D
groente

Slide 2 - Quizvraag

De ______ maakt brood.
A
bakker
B
groente
C
slager
D
baby

Slide 3 - Quizvraag

Arthur _____ vlees bij de slager.
A
doet
B
kunt
C
koopt
D
komt

Slide 4 - Quizvraag

Je koopt suiker in _____.
A
de boter
B
de slager
C
de supermarkt
D
de bakker

Slide 5 - Quizvraag

Komen
Ik kom
Jij komt - Kom jij?
U komt
Hij/zij/het/ze komt

Wij komen
Jullie komen
Zij/ze komen

Gaan
Ik ga
Jij gaat - Ga jij?
U gaat
Hij/zij/het/ze gaat

Wij gaan
Jullie gaan
Zij/ze gaan

Slide 6 - Tekstslide


Mijn vader _____ uit Syrië.
A
komen
B
kom
C
komt
D
gaat

Slide 7 - Quizvraag


_____ jij vaak bij de slager?
A
Komt
B
Ga
C
Kom
D
kom

Slide 8 - Quizvraag


Jullie _____ op tijd in de les.
A
komen
B
komt
C
kom
D
Kom

Slide 9 - Quizvraag


Mijn broer en zus _____ uit Afrika.
A
kom
B
komen
C
komt
D
Komen

Slide 10 - Quizvraag

Sofie ____ uit Arnhem.
A
kom
B
komt
C
komen
D
koomt

Slide 11 - Quizvraag


Mijn nichtje _____ naar school.
A
ga
B
gaan
C
gat
D
gaat

Slide 12 - Quizvraag


Ik ____ vaak naar de supermarkt.
A
ga
B
gaan
C
gaat
D
gaa

Slide 13 - Quizvraag

Ik _____ uit Suriname.
A
kom
B
komt
C
komen
D
kommen

Slide 14 - Quizvraag

_____ jij naar school?
A
Kom
B
komt
C
Komen
D
kom

Slide 15 - Quizvraag

Wout en Loes _____ maandag naar Nederland.
A
kom
B
komt
C
komen
D
kommen

Slide 16 - Quizvraag

De baby ____ in september.
A
kom
B
komt
C
komen
D
Komt

Slide 17 - Quizvraag

Ik _____ naar de winkel.
A
ga
B
gaat
C
gaan
D
gaa

Slide 18 - Quizvraag

Jij ______ naar buiten.
A
ga
B
gaat
C
gaan
D
gat

Slide 19 - Quizvraag

Jullie ______ naar binnen.
A
ga
B
gaat
C
gaan
D
Gaan

Slide 20 - Quizvraag

U _____ boodschappen doen.
A
ga
B
gaat
C
gaan
D
gat

Slide 21 - Quizvraag

______ jij naar huis?
A
ga
B
gaat
C
Gaan
D
Ga

Slide 22 - Quizvraag

Hij ______ naar de garage.
A
ga
B
gaat
C
gaan
D
gat

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer eet je het ontbijt?
A
's ochtends
B
's middags
C
's avonds
D
's nachts

Slide 24 - Quizvraag

Wanneer eet je de lunch?
A
's ochtends
B
's middags
C
's avonds
D
's nachts

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer eet je het avondeten?
A
's ochtends
B
's middags
C
's avonds
D
's nachts

Slide 26 - Quizvraag

De zin is vragend
Het antwoord = Ja of nee (misschien)
Heb je gisteren pizza gegeten?
Ga je morgen naar de supermarkt?
Vind jij chocolade lekker?
Spreek samen: Welke regels zie je?
timer
1:30

Slide 27 - Tekstslide

Maak een vraagzin:
Lisa vindt brood lekker.
timer
0:45

Slide 28 - Open vraag

Maak een vraagzin:
Jij doet de boodschappen.
timer
0:45

Slide 29 - Open vraag