Chapitre 5 les 6

Le Planning
Vendredi le 19 Mars

-Corrigez vos devoirs
- Grammaire


Les devoirs

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Le Planning
Vendredi le 19 Mars

-Corrigez vos devoirs
- Grammaire


Les devoirs

Slide 1 - Tekstslide

Quels sont les buts?
- écouter/écrire de/sur ton weekend et tes activités/passe-temps
en utilisant l'imparfait et l'adverbe
( praten en luisteren en over je weekend kunnen vertellen terwijl je de verleden tijd en bijwoorden gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Corrigez 27 c

Le groupe aujourd’hui 
 Premiers spectacles  
 Premiers pas  
 Premiers succès 
 Première rencontre 
  

Slide 3 - Tekstslide

Corrigez 27 D
1 B 1 est vrai, 2 est faux. 
2 B n’est pas nécessaire pour faire de la musique. 
3 B une fois toutes les deux semaines au minimum. 
4 C 1 est faux, 2 est vrai. 
5 C remporte du succès avec des spectacles dans lesquels elle fait tout  
elle-même. 
6 A faire un spectacle avec de la danse, du chant et du théâtre. 
7 C temps. 

Slide 4 - Tekstslide

L'adverbe / Het bijwoord

Slide 5 - Tekstslide

Het bijwoord - l'adverbe
  1.  Ga naar: https://is.gd/bijwoord
  2. Bekijk het filmpje en maak aantekeningen (15 minuten, individueel)
  3. In tweetallen: Bespreek de aantekeningen en kijk of je een instructie van een paar minuten kan maken, om het bijwoord aan een ander uit te leggen. (10 minuten)
  4. Ik vraag aan sommige tweetallen het daadwerkelijk uit te leggen aan de klas

Slide 6 - Tekstslide

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin

Tu as bien travaillé

Tu as travaillé très bien

C’est une très belle maison

Heureusement, il a eu du succès.


NB Een bijwoord heeft maar één vorm !!!!!! Er is dus geen verschil tussen enkelv/meerv mann/vrwl

Slide 7 - Tekstslide

Vorming van het bijwoord

Een bijv.nw. eindigend op een klinker:  -ment erachter

  • voorbeeld: vrai >>>> vraiment


"Il parle vraiment deux langues!"










Slide 8 - Tekstslide

Vorming van het bijwoord

Een BN eindigend op een medeklinker:  Zet het BNin het vrouwelijk en dan -ment erachter

  • voorbeeld: heureux --> heureuse --> heureusement


"Heureusement, c'est le week-end!"


Slide 9 - Tekstslide

Vorming van het bijwoord

Een BN eindigend op –ent of –ant :

--> ent  krijgt emment            évident --> évidemment

   

--> ant krijgt  amment            constant --> constamment

Pas op de uitzondering: Lent --> Lentement


Slide 10 - Tekstslide

Bijzondere gevallen

bon >>>>>>> bien

meilleur >>>> mieux

mauvais >>>> mal

long >>>>>>> longtemps

rapide >>>>> vite/rapidement

gentil >>>>>> gentiment

Slide 11 - Tekstslide

Je gebruikt een bijwoord als het iets zegt over een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord?
J'ai _______(vrai) besoin de l'argent
A
vraie
B
vraiement
C
vrai
D
vraiment

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord?
C'est un _______ livre.
A
mauvaise
B
mal
C
mauvais
D
mals

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord?
Pouvez-vous parler plus ______(lent) s.v.p.?
A
lent
B
lentment
C
lente
D
lentement

Slide 15 - Quizvraag

Hoe vinden jullie mijn lessen? Is het duidelijk? Wat heb je nog meer nodig?

Slide 16 - Open vraag

Les devoirs pour 26 Mars
Apprendre(leren)Voca A,B,E p40, 41WB

Faire (maken) ex 31 b,c 32 a, b p 31/32 WB

Slide 17 - Tekstslide