V4 Nederlands Communicatie les 19 Overtuigen

Leerdoel
Je leert op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel
Je leert op welke manieren je invloed kunt uitoefenen, wat een betoog is en uit welke elementen het bestaat.

Slide 1 - Tekstslide

argumentatie

Slide 2 - Woordweb

Argumentatieleer
Kern, onderdeel Communicatie: les 19 t/m 23

- overtuigen
- argumentatiestructuren
- argumentatieschema's
- drogredenen
- logica

Slide 3 - Tekstslide

Argumentatieleer
Kern, onderdeel Communicatie: les 19 t/m 23

- overtuigen
- argumentatiestructuren
- argumentatieschema's
- drogredenen
- logica

Slide 4 - Tekstslide

Overtuigen
- de retorica - de basis in het oude Athene (de sofisten = leraren/filosofen 5e eeuw voor Christus)
- standpunt = mening, visie, opvatting, stelling, claim, conclusie
- argumenten = ondersteunen het standpunt - de reden
- standpunt + argumenten = betoog of redenering

Slide 5 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
het tegenargument = laat zien dat een standpunt onjuist is
de weerlegging = laat zien dat een argument onjuist is

Hiermee laat je de zwaktes van een argumentatie zien.

Slide 6 - Tekstslide

Feiten en niet-feiten
Uitspraken kunnen feitelijk of waarderend zijn.

- een feitelijke uitspraak = controleerbaar
- een waarderende uitspraak = is niet controleerbaar en is op basis van wat goed, slecht, mooi of lelijk is (normen en waarden)

Slide 7 - Tekstslide

Overtuigen
- de retorica - de basis in het oude Athene (de sofisten = leraren/filosofen 5e eeuw voor Christus)
- standpunt = mening, visie, opvatting, stelling, claim, conclusie
- argumenten = ondersteunen het standpunt - de reden
- standpunt + argumenten = betoog of redenering

Slide 8 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
het tegenargument = laat zien dat een standpunt onjuist is
de weerlegging = laat zien dat een argument onjuist is

Hiermee laat je de zwaktes van een argumentatie zien.

Slide 9 - Tekstslide

Feiten en niet-feiten
Uitspraken kunnen feitelijk of waarderend zijn.

- een feitelijke uitspraak = controleerbaar
- een waarderende uitspraak = is niet controleerbaar en is op basis van wat goed, slecht, mooi of lelijk is (normen en waarden)

Slide 10 - Tekstslide

Oplossen of beslechten
Soms is er een meningsverschil, dan kun je dat:
- oplossen= akkoord met een gemeenschappelijke oplossing (gemeenschappelijk standpunt)
- beslechten= een derde partij bepaalt wie gelijk heeft

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Invloed uitoefenen
Zes principes:
1. wederkerigheid
2. consistentie
3. sociale bewijskracht
4. sympathie
5. autoriteit
6. schaarste

Slide 13 - Tekstslide

Overtuig op basis van wederkerigheid.

Slide 14 - Open vraag

Overtuig op basis van autoriteit.

Slide 15 - Open vraag

Overtuig op basis van sympathie.

Slide 16 - Open vraag

Overtuig op basis van een van de overgebleven factoren.

Slide 17 - Open vraag

Opdrachten uit Kern
Les 19 (oefenboek), blz, 94 t/m 97: 
- opdracht 1 t/m 6 
- opdracht 10 - inleveren via de elo - schrijfvaardigheid
- opdracht 11 t/m 15 - leesvaardigheid

Slide 18 - Tekstslide

Hij is geschikt voor deze baan als docent, want hij heeft al 20 jaar werkervaring. Bovendien werkte hij hiervoor in een soortgelijke functie als coach.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument - argument
C
argument - standpunt - standpunt
D
standpunt -argument - standpunt

Slide 19 - Quizvraag

(Je mag doorrijden,) het licht staat op groen.
Standpunt of argument?
A
standpunt
B
argument

Slide 20 - Quizvraag

Is de reactie een tegenargument of een weerlegging?

''De wasberen in Limburg veroorzaken steeds meer overlast. Ze kunnen het beste afgeschoten worden.''
Reactie: ''Je kunt ze ook vangen en steriliseren.''
A
Tegenargument
B
Weerlegging

Slide 21 - Quizvraag

Welke signaalwoorden worden er gebruikt voor een tegenargument en weerlegging? Dezelfde als bij een...
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband
D
opsommend verband

Slide 22 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
Ik ben een goede student, want ik haal alleen maar voldoendes en ben altijd op tijd.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 23 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 24 - Quizvraag

Opdrachten
Les 19, blz. 94/95: opdracht 3, 5 en 6.

Slide 25 - Tekstslide

Uit welke elementen bestaat het betoog?

Slide 26 - Open vraag

Evaluatie
Weet je nu hoe je invloed kunt uitoefenen?
Weet je wat een betoog is en uit welke elementen het betoog bestaat?

Slide 27 - Tekstslide