Th4 voeding en vertering, B2: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Thema 4
Voeding en vertering
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 4
Voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

In deze les!
Instructie basisstof 1 & 2 nieuwe thema Voeding en vertering
Log ook even in - er komen een paar vraagjes

Uitdelen stencils - opdracht voeding en vertering
Aan de slag met het stencil!


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Conserveren van voedsel
Voedsel zo bewerken dat het langer houdbaar is
  • De omstandigheden worden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt OF
  • Er worden additieven aantoegevoegd (conserveermiddelen, kleur-, geur- of smaakstoffen)

Slide 4 - Tekstslide

Lang houdbare melk


  • Steriliseren


  • de melk wordt een tijdje verhit op 130-140 graden
  • alle micro-organismen gaan dood


Slide 5 - Tekstslide

zilveruitjes
  • Zuur


  • Te zuur voor de micro-organismen om in te leven

Slide 6 - Tekstslide

blikje ananas
  • Suiker


  • Te veel suiker voor de micro-organismen om in te leven

Slide 7 - Tekstslide

Koffie
  • Vacuum


  • Er is geen lucht, dus de micro-organismen kunnen er niet leven (ook geen water)

Slide 8 - Tekstslide

Olijven
  • Zout


  • Te zout, daar kunnen geen micro-organismen in leven

Slide 9 - Tekstslide

samengevat
  • Natuurlijke-/Kunstmatige conserveringsmiddelen
  • additieven: kunstmatige kleur- geur- en smaak stoffen


Slide 10 - Tekstslide

Examenopgave:
Haringkaken is een manier om haring langer houdbaar te maken. Bij het haringkaken wordt een aantal organen uit de vis verwijderd: de kieuwen, het hart, een deel van de darmen, de lever en de galblaas. Daarna wordt de haring gezouten.​

Door haringkaken worden de bacteriën niet gedood.​
Door welke manier van conserveren worden wel alle bacteriën gedood?

Slide 11 - Tekstslide

B2: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Th4: Voeding en vertering

Slide 12 - Tekstslide

Doelstelling
  • Ik kan uitleggen wat de indicator is voor zetmeel en voor glucose​
  • Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een voedingsmiddel en een voedingsstof​
  • Ik kan uitleggen welke 6 voedingsstoffen er zijn​
  • Ik kan uitleggen waar we deze voedingsstoffen voor gebruiken 

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een voedingsmiddel en een voedingsstof?

Slide 14 - Woordweb

Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
  • Voedingsmiddelen: alle producten die je eet of drinkt
  • Voedingsstoffen: de stoffen in voedingsmiddelen die het lichaam opneemt

Slide 15 - Tekstslide

Voedingsstoffen
  • Bouwstoffen: nodig voor de vorming van cellen enweefsels
  • Brandstoffen: Leveren energie voor beweging, het op peil houden van de lichaamstemperatuur, groei, ontwikkeling en herstel
  • Reservestoffen: stoffen die zijn opgeslagen in het lichaam
  • Beschermende stoffen: stoffen die ervoor zorgen dat je niet ziek wordt.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Voedingsvezel
Belangrijk voor de darmpersistaltiek
Krijg te te weinig vezels binnen dan kun je moeilijker poepen (kans op aambeien!!)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Functies voedingsstoffen
Eiwitten
  • Bouwstoffen en Brandstoffen
  • Eiwitten kunnen niet als reservestof dienen, heb je teveel dan plas je dat uit in de vorm van ureum!
  • Kwark bevat veel eiwit

Slide 21 - Tekstslide

Functies voedingsstoffen
Koolhydraten
  • Brandstof, bouwstof, reservestof
  • vb.: glucose, suikers, zetmeel
  • Deel van de koolhydraten wordt omgezet in glycogeen (opslag in lever en spieren)
  • Een teveel aan opgenomen koolhydraten wordt omgezet in  vet en opgelsagen

Slide 22 - Tekstslide

Functies voedingsstoffen
Vetten
  • Bouwstoffen, Brandstoffen en reserve stoffen
  • Een teveel wordt opgeslagen
  • Een teveel aan verzadigde vetten kan leiden tot hart- en vaat ziekten

Slide 23 - Tekstslide

Functies voedingsstoffen
Water
  • Bouwstoffen
  • Belangrijk bij vervoer van stoffen in het lichaam

Slide 24 - Tekstslide

Functies voedingsstoffen
Mineralen
  • Bouwstoffen en beschermende stof
  • vb: calcium (beenderen), ijzer (hemoglobine in het bloed)

Slide 25 - Tekstslide

Functies voedingsstoffen
Vitamines
  • Bouwstoffen en beschermende stoffen
  • Worden aangegeven met een letter (vit A, vit B, enz)

Slide 26 - Tekstslide

Koolhydraten zijn:
A
Voedingsmiddelen
B
Voedingsstoffen

Slide 27 - Quizvraag

Welke 3 groepen gebruik je als brandstof?
A
Mineralen/Water/Vetten
B
Vetten/Koolhydraten/Water
C
Koolhydraten/Water/Eiwitten
D
Vetten/Koolhydraten/Eiwitten

Slide 28 - Quizvraag

Welke voedingsmiddelen horen bij de brandstoffen?
A
Eiwitten en koolhydraten
B
Eiwitten, koolhydraten en vetten
C
Eiwitten, koolhydraten, vetten en water
D
Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitamines

Slide 29 - Quizvraag

Is voedingsvezel een voedingsstof?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

In je voeding zit voedingsvezel.

In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?

A
In dierlijk voedsel
B
In plantaardig voedsel
C
In beide

Slide 31 - Quizvraag

1. Vegetarisch schnitzel bevat mineralen.
Welke 2 mineralen bevat vegetarische schnitzel?

A
calcium en ijzer
B
calcium en voedingsvezel
C
ijzer en voedingsvezel

Slide 32 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Maak de opgaven bij 4.2

Slide 33 - Tekstslide