oefenen PTA blok 5 (deel 1)

oefenen PTA blok 5
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

oefenen PTA blok 5

Slide 1 - Tekstslide


Lees de zin en let op het vetgedrukte woord. Leg in eigen woorden uit wat je moet doen.

Geef aan wat de functie van lichaamshaar is volgens Professor de Boer. 

Slide 2 - Open vraag


Lees de zin en let op het vetgedrukte woord. Leg in eigen woorden uit wat je moet doen.

Verklaar hoe het komt dat het in de winter kouder is dan in de zomer. 

Slide 3 - Open vraag


Lees de zin en let op het vetgedrukte woord. Leg in eigen woorden uit wat je moet doen.

Geef twee argumenten voor jouw mening, ontleend aan de voorgaande tekst.

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent het woord 'citeren'?

Ik citeer een zin uit de tekst

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent 'voorwaarde'?

Welke voorwaarde staat in de tekst?
A
doel
B
eis
C
tegenstelling

Slide 6 - Quizvraag

Wat wil de schrijver hiermee benadrukken?

Wat betekent 'benadrukken'?
A
aandacht vestigen op
B
duidelijk maken
C
kleiner maken

Slide 7 - Quizvraag

Hoe wordt de tekst ingeleid?

Wat betekent 'ingeleid'?
A
begonnen
B
opgebouwd
C
veranderd

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf in telegramstijl.

Wat betekent 'telegramstijl'?
A
niet abstract, duidelijk
B
in volledige zinnen
C
een korte manier van opschrijven

Slide 9 - Quizvraag

Hieronder staat een zin. Noteer de goede betekenis van het onderstreepte woord.
Kies uit: beginnen - uitspraak – gegevensbank – reactie – vraag aan iemand om iets te doen




Je moet die tekst duidelijk inleiden. 

Slide 10 - Open vraag

Hieronder staat een zin. Noteer de goede betekenis van het onderstreepte woord.
Kies uit: beginnen - uitspraak – gegevensbank – reactie – kenmerk wat bij iets of iemand hoort




Welke eigenschap hebben deze producten? 

Slide 11 - Open vraag

Hieronder staat een zin. Noteer de goede betekenis van het onderstreepte woord.
Kies uit: beginnen - uitspraak – gegevensbank – reactie – vraag aan iemand om iets te doen




Deze bewering zorgt voor veel discussie. 

Slide 12 - Open vraag

Hieronder staat een zin. Noteer de goede betekenis van het onderstreepte woord.
Kies uit: beginnen - uitspraak – gegevensbank – reactie – vraag aan iemand om iets te doen




Je moet die tekst duidelijk inleiden. 

Slide 13 - Open vraag

Noteer de betekenis van het vetgedrukte woord. Gebruikde tekst om de betekenis af te leiden.



De villa van mijn oom is verkocht voor een exorbitant bedrag, namelijk voor drie miljoen euro. Dat is wel een buitensporig bedrag he? 

Slide 14 - Open vraag

Noteer de betekenis van het vetgedrukte woord. Gebruik de tekst om de betekenis af te leiden.



De gasprijzen zijn vorig jaar weer gestegen. Ik ben benieuwd of de prijzen dit jaar wel gaan dalen, of stabiel blijven. 

Slide 15 - Open vraag

Noteer de betekenis van het vetgedrukte woord. Gebruik de tekst om de betekenis af te leiden.



Om een bedompte kelder wat op te frissen, kun je het beste de wanden opnieuw schilderen. 

Slide 16 - Open vraag

Noteer de betekenis van het vetgedrukte woord. Gebruik de tekst om de betekenis af te leiden.



Hou op met dat gekibbel! Ik kan niet tegen die ruzie van jullie de hele dag. 

Slide 17 - Open vraag

Kies de juiste betekenis.




Hij spreekt altijd met twee monden. 
A
Hij spreekt de ene keer heel hard, en dan weer heel zacht.
B
Hij zegt tegen de een iets anders dan tegen de ander.
C
Hij spreekt met zijn mond vol.
D
Hij spreekt 2 verschillende talen.

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis.

Mijn oma zwijgt als het graf.
A
Mijn oma zegt helemaal niets.
B
Mijn oma is heel oud, ze zal bijna overlijden.
C
Mijn oma vertelt alles meteen door aan iedereen.

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis.
Het karakter van dit huis moet bewaard blijven, daarom wordt het niet afgebroken.

het karakter =
A
het rioleringssysteem
B
de voordeur
C
de speciale kenmerken

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste betekenis.
Ik heb je al een paar maal gevraagd of je je kamer wil opruimen.

maal =
A
keer
B
maaltijd
C
massage

Slide 21 - Quizvraag

Maak met het volgende homoniem twee zinnen. Zorg dat de verschillende betekenissen van de homoniemen uit de zinnen duidelijk worden.

de bal - het bal

Slide 22 - Open vraag

Maak met het volgende homoniem twee zinnen. Zorg dat de verschillende betekenissen van de homoniemen uit de zinnen duidelijk worden.

de bladeren - het bladeren

Slide 23 - Open vraag

Kies het juiste homofoon dat in de zin past.

Ik lust deze biefstuk niet. Hij is mij te rouw/rauw
A
rouw
B
rauw

Slide 24 - Quizvraag

Kies het juiste homofoon dat in de zin past.

Mijn baas leidt / lijdt de vergaderingen altijd heel goed.
A
leidt
B
lijdt

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste homofoon dat in de zin past.

Mijn kleine broertje licht / ligt altijd om zeven uur in zijn bedje.
A
licht
B
ligt

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste homofoon dat in de zin past.

Door dit brood zit lekker mail / meel.
A
mail
B
meel

Slide 27 - Quizvraag

Noteer een synoniem voor het onderstreepte woord.


Schrijf een artikel van maximaal 5 alinea's. 

Slide 28 - Open vraag

Noteer een synoniem voor het onderstreepte woord.


Ik heb wel zin in een kop thee.

Slide 29 - Open vraag

Noteer een synoniem voor het onderstreepte woord.


Ik heb wel zin in een kop thee.

Slide 30 - Open vraag

Noem 3 synoniemen voor het woord 'auto'.

Slide 31 - Open vraag

kies het goede antwoord.

Wat is het tegengestelde van gul?
A
volgzaam
B
gierig
C
zuinig

Slide 32 - Quizvraag

kies het goede antwoord.

Wat is het tegengestelde van welgesteld?
A
arm
B
rijk
C
ziek

Slide 33 - Quizvraag

kies het goede antwoord.

Wat is het tegengestelde van gevolg?
A
oorzaak
B
bewering
C
file

Slide 34 - Quizvraag

kies het goede antwoord.

Wat is het tegengestelde van voornaamste?
A
meeste
B
onbelangrijkste
C
rommeligste

Slide 35 - Quizvraag

Wat is een verhaspeling?
A
Homoniem en homofoon door elkaar gebruiken
B
Het noemen van een eigenschap van iets, terwijl die altijd al aanwezig is.
C
twee keer in een zin een ontkenning gebruiken
D
Het door elkaar halen van twee woorden of uitdrukkingen.

Slide 36 - Quizvraag

Noteer het woord wat overbodig is in deze zin:

Bovendien krijg je ook een gratis product!

Slide 37 - Open vraag

Noteer het woord wat overbodig is in deze zin:

Ik heb nooit geen geld verloren aan de lotto.

Slide 38 - Open vraag

Noteer het woord wat overbodig is in deze zin:

De goede sloten verhinderen dat dieven niet binnen kunnen komen.

Slide 39 - Open vraag

Hieronder staat een zin met een verhaspeling. Verbeter de zin en schrijf hem helemaal op.

Ik heb gisteren mijn vader opgetelefoneerd.

Slide 40 - Open vraag

Hieronder staat een zin met een verhaspeling. Verbeter de zin en schrijf hem helemaal op.

Mijn schooltas weegt veel te zwaar!

Slide 41 - Open vraag

Hieronder staat een zin met een verhaspeling. Verbeter de zin en schrijf hem helemaal op.

Je moet even goed nachecken of dat bedrag wel klopt!

Slide 42 - Open vraag