Mavo 1 - H3.3 Woorden

H3.3 Woorden
Les 2
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3.3 Woorden
Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les ken je de woorden uit 'Woorden 2' en weet je wat een 'tegenstelling' is.

Slide 2 - Tekstslide

Vul in: Josje, een oerang-oetan in de Apenheul lijkt te . . . . . als ze haar eerste nakomeling in haar armen houdt.
A
afgunstig
B
weigeren
C
glunderen
D
ervaren

Slide 3 - Quizvraag

Vul in: Ze voelt zich . . . . door alle aandacht van de andere oerang-oetans uit de groep.
A
spontaan
B
gevleid
C
afgunstig
D
beangstigend

Slide 4 - Quizvraag

Vul in: Hoewel de verzorgers het baby aapje nog niet hebben kunnen . . . . , lijkt het kerngezond te zijn.
A
inspecteren
B
weigeren
C
vermogen
D
ervaren

Slide 5 - Quizvraag

Maak een goede zin met het woord 'spontaan'. Let op: je mag niet alleen de betekenis opschrijven.

Slide 6 - Open vraag

Maak een goede zin met het woord 'afgunstig'. Let op: je mag niet alleen de betekenis opschrijven.

Slide 7 - Open vraag

Maak een goede zin met het woord 'ervaren'. Let op: je mag niet alleen de betekenis opschrijven.

Slide 8 - Open vraag

Welke twee betekenissen kan 'het vermogen' hebben?

Slide 9 - Open vraag

Tegenstelling
Sommige woorden vormen samen een tegenstelling. De woorden betekenen dan precies hetzelfde van elkaar.

Voorbeeld:
warm - koud                              geven - nemen
rijk - arm                                      boven - onder
groot - klein                               winnen - verliezen

Slide 10 - Tekstslide

Tegenstelling
Soms heeft een woord meer dan één betekenis. Het woord kan dan bij meer tegenstellingen horen.

licht - donker                maar ook:             licht - zwaar
nauw - breed                maar ook:             nauw - los

Slide 11 - Tekstslide

Bedenk een zin met de tegenstelling van het woord 'altijd'

Slide 12 - Open vraag

Bedenk een zin met de tegenstelling van het woord 'afwezig'

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag

Ga nu aan de slag met opdracht 10, 11, 13, 14, 15A en 15B van H3.3 Woorden (Talent Online).

Klaar? Dan leer je Woorden 1 en Woorden 2

Slide 14 - Tekstslide