5. ¿Qué prefieres? (1p)

practicar español.


1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

practicar español.


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan para hoy
  1. Repasamos vocabulario "la ropa". 
  2. Aprendemos a usar comparativos y superlativos.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Que día es hoy?

Escribe la fecha en tu cuaderno

Hoy es .......

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antes de empezar...
¿Qué ropa llevas en este momento?
Escribe en el espacio de abajo:

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuál es "el más"...?

Mira el catálogo y contesta a las preguntas en las diapositivas siguientes...

Slide 5 - Tekstslide

Mira 2, página 82, ex. 1.

Escucha y elige la respuesta correcta...
¡Haz clic aquí!
A
1 c 2 f 3i 4 g
B
1 c 2 g 3f 4 l
C
1 c 2 f 3g 4 c
D
1 c 2 f 3g 4 l

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mira el catálogo y contesta a las siguientes preguntas:

¿Qué botas son las más caras?
A
l
B
j
C
k

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


¿Qué vestido es el más barato?
A
b
B
c
C
a

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


¿Qué camiseta es la más cara?
A
f
B
e
C
d

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


¿Qué pantalones son los más baratos?
A
g
B
h
C
i

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ahora vamos a tomar apuntes
Estamos aprendiendo adjetivos comparativos:

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Escribe una oración con "más....que"
ejemplo: Maria tiene más vestidos que pantalones.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Con tu compañero(s) pregunta y compara. Luego escribe una frase:
- ¿Cuántos vaqueros tienes?
- Tengo cuatro
- Yo tengo siete.
"María tiene menos vaqueros que yo"
"Yo tengo más vaqueros que María"

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Escribe una oración con "menos... que"
Ejemplo: Mi padre tiene menos zapatos que mi madre.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Escribe una oración con uno de estos adjetivos comparativos: mayor/menor/mejor/peor

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Práctica
Escribe en tu cuaderno los adjetivos comparativos que faltan en cada oración.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In your notebook, write the right answer to the exercises (go to the next slide)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Más práctica 

Slide 30 - Tekstslide

Esto es material del año pasado por si les falta para completar la clase de 45 m. 
Revision!
Watch the video in the following slide and write in the slide that follows the structures we can use in Spanish to make comparisons.
You will need to make notes as you watch the video!

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

What structures can we use in Spanish to make comparisons according to the video you just watched?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Listen again and choose the right answer
Escucha y elige la respuesta correcta
¡Haz clic aquí!
A
He bought the black jeans because they are the prettiest
B
He bought the black jeans because they are the cheapest
C
He bought the white jeans because they are the cheapest

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Listen again and choose the right answer
Escucha y elige la respuesta correcta...
¡Haz clic aquí!
A
He bought the beige sport shoes because they are the prettiest
B
He bought the grey sport shoes because they are the cheapest
C
He bought the grey sport shoes because they are the cheapest and they are pretty

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Listen again and choose the right answer
Escucha y elige la respuesta correcta...
¡Haz clic aquí!
A
She bought the brown pants because they are the most elegant
B
She bought the yellow pants because they are the most elegant
C
She bought the brown pants because they are the least expensive

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Listen again and choose the right answer
Escucha y elige la respuesta correcta...
¡Haz clic aquí!
A
He bought the red jacket because he likes it
B
He bought the green jacket because he likes it and it is the cheapest
C
He bought the red jacket because he likes it and it is the cheapest

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tarea para la próxima clase
Study the vocabulary of the unit we are doing. 
We will do a vocabulary test after the holiday 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies