De bouw van Botten

Zet de botten op de juiste plek
Schedel
Heupbeen
Schouderblad
Scheenbeen
Ruggenwervel
Knieschijf
Dijbeen
Ribben
1 / 12
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zet de botten op de juiste plek
Schedel
Heupbeen
Schouderblad
Scheenbeen
Ruggenwervel
Knieschijf
Dijbeen
Ribben

Slide 1 - Sleepvraag

Aan het einde van de les kan jij:
  • Vertellen uit welke twee weefsels  het skelet bestaat.
  • vertellen uit welke stoffen deze weefsels bestaan.
  • Deze twee weefsels van elkaar onderscheiden en de volgende onderdelen per weefsel benoemen
 kraakbeencel, botcel, celkern,  tussencelstof, uitloper,             kanaaltje

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld practicum!

Slide 3 - Tekstslide

Welke stof bevat botje A niet meer en wat is de functie van deze stof?

Slide 4 - Open vraag

Welke stof bevat botje B niet meer en wat is de functie van deze stof?

Slide 5 - Open vraag

Fontanellen

Slide 6 - Tekstslide

Kraakbeen-weefsel
  • De cellen liggen in groepjes bij elkaar
  • Het tussencelstof is elastisch en het bestaat vooral uit:
  • Lijmstoffen, deze houden het bot een beetje buigzaam
  • Zit bijv. in je oorschelpen, je neus en tussen je ribben en het borstbeen

Slide 7 - Tekstslide

100X

Slide 8 - Tekstslide

Botweefsel
  • De cellen liggen rondom fijne kanaaltjes waar bloedvaten in zitten
  • Het tussencelstof is heel stevig en bestaat uit:
  • Kalkzouten deze geven stevigheid
  • Lijmstoffen (= collageen)  deze houden het bot een beetje buigzaam
1. Osteon/systeem van Havers (hoef je niet te kennen!)
2. Kanaaltje
3. Uitlopers en tussencelstof
4. Botcel

Slide 9 - Tekstslide

100x

Slide 10 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Je gaat twee preparaten bekijken onder de microscoop.

  1. Bekijk het weefsel goed en bepaal welk type weefsel het is (kraakbeenweefsel of botweefsel)
  2.  Kies een stukje uit het weefsel waarin alle onderdelen voorkomen. (Kraakbeencel, botcel, celkern, tussencelstof, uitloper, kanaaltje) 
  3. Teken en benoem deze onderdelen. Let op teken een klein groepje cellen en teken groot!

Slide 11 - Tekstslide

Tekenregels biologie
Altijd met potlood!

Naam, klas, datum

Wat voor tekening?

Strepen naar rechts

Alle onderdelen benoemen

Slide 12 - Tekstslide