Aan het einde van de les kan jij:
- Vertellen uit welke twee weefsels het skelet bestaat.
- vertellen uit welke stoffen deze weefsels bestaan.
- Deze twee weefsels van elkaar onderscheiden en de volgende onderdelen per weefsel benoemen:
kraakbeencel, botcel, celkern, tussencelstof, uitloper, kanaaltje