Weekkrant week 13

Doden bij ongeluk met bus 
Zondag gebeurde een erg ongeluk bij Antwerpen. Er vielen twee doden en een aantal gewonden. 

bekijk de video. Hoe werden de gewonden vervoerd? 
Had je al over het ongeluk gehoord?

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Doden bij ongeluk met bus 
Zondag gebeurde een erg ongeluk bij Antwerpen. Er vielen twee doden en een aantal gewonden. 

bekijk de video. Hoe werden de gewonden vervoerd? 
Had je al over het ongeluk gehoord?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Hoe werden de gewonden vervoerd?
Had je al over het ongeluk gehoord?

Slide 3 - Open vraag

Maak een samenvatting van het artikel. Door een samenvatting te maken,
snap je beter waar het artikel over gaat. Er zijn verschillende manieren om een samenvatting te maken.

Gebruik minstens 60 woorden!

Slide 4 - Open vraag

Werkwoorden. Vul de ik - hij - wij vorm van het werkwoord in (tegenwoordige tijd)

Werkwoord: zijn

Slide 5 - Open vraag

Werkwoorden. Vul de ik - hij - wij vorm van het werkwoord in (tegenwoordige tijd)

Werkwoord: hebben

Slide 6 - Open vraag

Werkwoorden. Vul de ik - hij - wij vorm van het werkwoord in (tegenwoordige tijd)

Werkwoord: rijden

Slide 7 - Open vraag

Werkwoorden. Vul de ik - hij - wij vorm van het werkwoord in (tegenwoordige tijd)

Werkwoord: zitten

Slide 8 - Open vraag

Tekst 2 Testen bij de GGD hoeft niet meer
Lees het artikel en bekijk de foto. Beantwoord dan de vragen. 
Kies uit de
antwoorden A, B en C

Slide 9 - Tekstslide

Vanaf wanneer hoef je niet meer te testen bij de GGD?
A
woensdag
B
dinsdag
C
maandag

Slide 10 - Quizvraag

• Welke corona-test is genoeg?
A
zelftest
B
PCR-test
C
grieptest

Slide 11 - Quizvraag

Waar kun je een bewijs halen dat je beter bent van corona?
A
op het gemeentehuis
B
bij de GGD
C
bij de politie

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de testplekken van de GGD?
A
de meeste plekken blijven open.
B
de plekken worden gebruikt voor vaccinaties
C
veel plekken worden gesloten

Slide 13 - Quizvraag

In alinea 3 lees je over het nieuwe plan van de regering. Vind jij het plan goed?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord geeft een mens, dier of ding aan.
Een zelfstandig naamwoord heb je in enkelvoud of in meervoud.
Enkelvoud betekent: er is er één van. Meervoud: er zijn er meer van.
Bijvoorbeeld: één zelftest – twee zelftesten.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het meervoud van zelftest?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het meervoud van bewijs?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het meervoud van klacht?

Slide 18 - Open vraag

Tekst 3: Daar komt de bruid
Lees het artikel goed door 

Slide 19 - Tekstslide

Wie trouwden er met elkaar?

Slide 20 - Open vraag

Wat kreeg het bruidspaar cadeau?

Slide 21 - Open vraag

Wat zou jij graag cadeau willen krijgen?

Slide 22 - Open vraag