4m 11 okt

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

www.zdf.de

Hausaufgaben

Kijkluisterportfolio gevuld met het 1e journaalitem + podcast?  

Lesen:  Aufgabe 2 + 3 

 Markeer belangrijke woorden en zoek deze op in het woordenboek. Dit geldt ook voor onbekende woorden in vraag of antwoord 

Lernziel:

Je kunt notities maken van een telefoongesprek en deze verwerken in een e-mail

Ga aub naar lesson up

Tot dusver

Wortschatz/Grammatik --   PTA TT

hören/sehen  --      PTA kijkluister

lesen --     Centraal Eindexamen

sprechen   --       Pta mondeling 

Welke missen we nog? 

Checklist voorbereiding Pta

aub eerlijk antwoorden want je doet dit niet voor mij maar......voor jezelf 

Ter voorbereiding op mijn Pta na de herfstvakantie heb ik een goed beeld van wat ik moet kennen en kunnen

1. ja
2. deels
3. nee

woorden leren - na het afronden van een opdracht uit TT kan je woorden slim stampen.

Heb jij al gebruik gemaakt van slim stampen ?

1. ja een enkele opdracht
2. ja een aantal opdrachten
3. nee nog niet

Waarom is toepassen altijd een stuk lastiger dan reproductie?

ken je alle persoonlijke voornaamwoorden in de 1e, 3e en 4e naamval?

1. ja
2. grotendeels
3. nee

Ken je de voorzetsels van de 3e en 4e naamval (herken je deze in de zin)?

1. ja
2. grotendeels
3. nee

ken je het stappenplan uit je hoofd?
m.a.w. weet je wat je moet doen om tot het juiste antwoord te komen?

1. ja
2. nee

kan jij bij het ontleden het onderwerp -meewerkend en lijdend voorwerp in de zin vinden?

1. ja
2. nee

1)Reproductie Lernliste N-D + D-N
2)Toepassen Wortschatz Lernliste in zinnen
3)Toepassen Grammatik naamvallen
Zijn er onderdelen die extra aandacht behoeven?

Ik heb voor mijn Pta al een planning gemaakt m.b.t. het leerwerk van Lernlisten + Grammatik

1. ja
2. nee

op welk onderdeel van je 1e Pta kan je scoren en dus ook compenseren?

Einde checklist 

Start voorbereiding Schreiben 

we werken vanaf papier zoals bij SE - Device opbergen aub - woordenboek op tafel

Belangrijk brief/mail schrijven?
wat moet je kunnen/kennen

Vertaal 'hij speelt'

spielen (= spelen)

1. er spielt
2. er spielst
3. du spielst
4. du spielt

Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?

1. er/sie/es + wir
2. ich + wir
3. er/sie/es + ihr
4. wir + sie/Sie

Vertaal 'jullie kopen'

kaufen (= kopen)

1. ihr kauft
2. sie kauft
3. er kauft
4. du kauft

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?

1. gekaufen
2. gekauft
3. gekauftet
4. gekaufd

Vertaal 'jij rekent'

rechnen (= rekenen)

1. du rechnst
2. du rechnest
3. er rechnt
4. er rechnet

Vertaal 'jullie borstelen'

bürsten (= borstelen)

1. ihr bürst
2. ihr bürstet
3. ihr bürtet
4. ihr bürsten

Vertaal 'jij heet Thom'

heißen (= heten)

1. er heißt Thom
2. du heißst Thom
3. du heißt Thom
4. er heißst Thom

Vertaal 'jij danst'

tanzen (= dansen)

1. du tanzest
2. du tanzst
3. du tanzt