Ma 25 sept schooltaalwoorden

Schooltaalwoorden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Schooltaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Doel
- Je weet wat schooltaalwoorden zijn
- Je weet waarom schooltaalwoorden belangrijk zijn
- Je weet de betekenis van een aantal schooltaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:
Je leert wat schooltaalwoorden zijn en je leert de betekenis van een aantal schooltaalwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Schooltaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

10 schooltaalwoorden
afzonderlijk
reeds
verplicht
argumenten
relatie
voorlopig
geregeld
stelling
zekerheid
toelichten

Slide 5 - Tekstslide

Schooltaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Schooltaalwoorden
het begrip
het inzicht
het tekort aan 
overzichtelijk 
in grote lijnen 
aantonen
op de hoogte zijn van 
ten koste gaan van 
onderscheiden 
deelnemen aan
het woord
het weten hoe iets in elkaar zit
te weinig van
zo dat je snel en makkelijk kunt zien wat het is samengevat tot de belangrijkste punten bewijzen
weten
een nadeel zijn voor
verschillen tussen dingen zien of beschrijven meedoen met

Slide 7 - Tekstslide

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Greenpeace is … de bescherming van bedreigde diersoorten.

A
pro
B
contra

Slide 8 - Quizvraag

Ben je een leek op het gebied van schooltaalwoorden ?
A
leek = expert
B
leek = iemand die ergens gek op is
C
leek = geïnteresseerde
D
leek = iemand die ergens weinig verstand van heeft

Slide 9 - Quizvraag

Schooltaalwoorden zijn:
A
woorden die je thuis gebruikt
B
woorden die je op school gebruikt
C
woorden die je tegenkomt in opdrachten op school

Slide 10 - Quizvraag

Definitie is een schooltaalwoord. Bij aardrijkskunde vind je veel definities. Dit betekent:
A
hoeveelheid materie
B
rekeningen
C
omschrijvingen
D
samenhangen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent het schooltaalwoord: beweren?
A
bij elkaar doen
B
verdelen
C
zeggen dat iets zo is
D
overgaan

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent het schooltaalwoord: beoordelen?
A
zeggen wat je van iets of iemand vindt
B
bij elkaar doen
C
kiezen
D
gaan over

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
driftig
B
beweren
C
opscheppen
D
lelijk

Slide 14 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
De commissaris hoopt dat de dader van de steekpartij zichzelf ...

A
in de verf zet
B
aangeeft

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
boterham
B
moeilijk
C
netjes
D
selecteren

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk voor di 26sept
Maken opdr.29 t/m 31



Woordenschat : schooltaalwoorden blz 28 leren

Slide 17 - Tekstslide