C1 lifo U1. Gramática deel 1

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Gramática Unidad 1 ¡ Hola!

¡Observa!

Spaanse zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk of vrouwelijk, goed kijken op welke letter de woorden eindigen

let op: 

woorden die eindigen op -e; kunnen mannelijk en vrouwelijk zijn

¡Observa!

Als de zelfstandignaamwoorden mannelijk zijn hebben ze een mannelijk lidwoord als ze vrouwelijk zijn een vrouwelijk lidwoord

Bepaalde lidwoorden

                                                 mannelijk                       vrouwelijk

enkelvoud                             el profesor                      la profesora

meervoud                            los profesores                 las profesoras

Let op! als het op -e eindigt verandert alleen het lidwoord el estudiante la estudiante

¡Observa!

Als de zelfstandignaamwoorden mannelijk zijn hebben ze een mannelijk lidwoord als ze vrouwelijk zijn een vrouwelijk lidwoord, naast de bepaalde lidwoorden (de, het) zijn er ook onbepaalde lidwoorden (een)

Onbepaalde lidwoorden

                                                 mannelijk                         vrouwelijk

enkelvoud                             un profesor                      una profesora

meervoud                            unos profesores               unas profesoras

Let op! als het op -e eindigt verandert alleen het lidwoord un estudiante una estudiante

Samenvatting=Resumen

Spaanse zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk of vrouwelijk.

Je gebruikt bij mannelijke zelfstandige naamwoorden het bepaald lidwoord el of het onbepaald lidwoord un. 

Je gebruikt bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden het bepaald lidwoord la of het onbepaald lidwoord una. 

Let op! enkelvoud en meervoud is altijd anders!

¡Observa!

De persoonlijke naamwoorden 

LET OP!

nosotros=wij (dus ik+nog meer mensen)

vosotros=wij (dus jij+nog meer mensen)

nosotras, vosotras en ellas allemaal meisjes

u in het Spaans is enkelvoud (usted) en meervoud (ustedes)

Het werkwoord SER=zijn

¡Observa!

Je gebruikt ser als je wilt zeggen:

• wie iemand is Soy la señora González. (ik ben mevrouw G.)

• hoe iemand is Eres inteligente. (jij bent intelligent)

• waar iemand vandaan komt Es de Holanda. (Hij komt uit NL)

• wanneer je iets of iemand beschrijft Juan es un chico guapo. (Juan is een knappe jongen)