paragraaf 128-130
1 / 23
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Noteer een stijlfiguur uit regel 37-39
Slide 4 - Open vraag
Wat is het beoogde effect van die stijlmiddelen?
Slide 5 - Open vraag
Noteert het tekstelement dat een contrast vormt met non laborat
Slide 6 - Open vraag
Noteer het tekstelement dat een contrast vormt met pecunia
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Regel 40-41, haec pauca quae restant, is een voorbeeld van....?
A
Conciliare
B
Docere
C
Movere
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
In regel 43 past Cicero vooral ... toe
A
Logos
B
Ethos
C
Pathos
Slide 11 - Quizvraag
Regel 44, velit, is een?
A
Coni praes
B
Indi praes
C
Coni fut
D
Perfectum indi
Slide 12 - Quizvraag
Audietis in r. 45 is een...?
A
Praesens indi
B
Praesens coni
C
Futurum
D
Imperfectum
Slide 13 - Quizvraag
Verklaar de coni van (contentus) sit in regel 45
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Noteer de tekstelementen waarmee Cicero verwijst naar Roscius sr.
Slide 16 - Open vraag
Civis optimi: in morele of politieke zin?
Slide 17 - Open vraag
Wie zijn eos in zin 48?
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Regel 53-54, Sulla imprudente: welke constructie?
Slide 20 - Open vraag
Noteer de woorden waarmee Cicero verwijst naar Chrysogonus
Slide 21 - Open vraag
Patronum suum regel 51, wie wordt bedoeld?
Slide 22 - Open vraag
Noteer een litotes
