Wederkerende werkwoorden oefenen

Salut!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Salut!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van de les: 
- Ik heb geoefend met de wederkerende werkwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

S'HABILLER
Hoe heet dit soort werkwoord?
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
wederkerend werkwoord
D
onwelvoeglijk werkwoord

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wederkerend werkwoord

Waar herken je die NIET aan?
A
se / s'
B
me, te, se, nous, vous, se
C
zich
D
ne ... pas

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn: me, te, se, nous, vous, se voor woorden?
A
lidwoorden
B
wederkerende voornaamwoorden
C
bezittelijke voornaamwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wederkerende werkwoorden:
wij heten (heten = s'appeler)
A
nous appelons
B
nous appellons
C
nous nous appelons
D
nous nous appeller

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeg de wederkerende werkwoorden tussen haakjes in de présent
Après le travail, tu (s' amuser) ____________.
A
tu te amuser
B
tu te amuses
C
tu t' amuser
D
tu t' amuses

Slide 7 - Quizvraag

Moeilijk? Kijk nog naar ppt chapitre 1 in som deze week
Wederkerende werkwoorden. Vul in.
Ils ___ habillent en T-Shirt et short.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe ik een wederkerend werkwoord in de présent moet vervoegen.
A
oui
B
non

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wederkerende werkwoorden vervoeg je altijd met het werkwoord avoir of être in de passé composé?
A
faux
B
vrai

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe eindigt het voltooid deelwoord in de passé composé met wedekerende ww op -ER?
A
er
B
i
C
é
D
u

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wederkerende werkwoorden:
zij zijn naar bed gegaan
(naar bed gaan = se coucher)
A
il s'est couché
B
il s'est couchés
C
ils se sont couché
D
ils se sont couchés

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wederkerende werkwoorden. Vul in nu in de passé composé.
Elles se ...... ......... (habiller) en T-Shirt et short.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de wederkerende werkwoorden vervoegen!
fantastique
bien
comme ci, comme ça
mal

Slide 14 - Poll

Deze slide heeft geen instructies