werkwoorden NT2
1 / 10
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is goed?
A
Ik loopt
B
Wij loopt
C
jij loopt
Slide 2 - Quizvraag
Wat is goed?
A
Jullie werken
B
zij werk
C
wij werkt
Slide 3 - Quizvraag
Maak het goed :
Hij (werken)..........
Hij (werken)..........
Slide 4 - Open vraag
Maak het goed:
Jullie (kijken) .....
Jullie (kijken) .....
Slide 5 - Open vraag
Wat is goed?
A
Ik kijkt tv.
B
Zij slaapt in bed.
C
Jullie werkt hard.
Slide 6 - Quizvraag
Maak het goed:
Ik (drinken)
Ik (drinken)
Slide 7 - Open vraag
Maak het goed :
De man ( werken)
De man ( werken)
Slide 8 - Open vraag
Welk woord past in deze zin:
De vrouw ..... naar de muziek
De vrouw ..... naar de muziek
A
kijkt
B
woont
C
ligt
D
luistert
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
De mensen .... uit Amsterdam.
De mensen .... uit Amsterdam.
A
geven
B
wonen
C
kijken
D
komen
