3G LTC week 38

Woensdag 21 september
1. 5 minuten lezen
2. Terugblik passief+ huiswerk nakijken 
3. Nieuw: relativum 
-instructies
-werk 

Lesdoel: je kunt het relativum herkennen en toepassen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 21 september
1. 5 minuten lezen
2. Terugblik passief+ huiswerk nakijken 
3. Nieuw: relativum 
-instructies
-werk 

Lesdoel: je kunt het relativum herkennen en toepassen

Slide 1 - Tekstslide

2. Het passief
-> huiswerk taaloefening B (1 tm 10) en taaloefening C helemaal

Slide 2 - Tekstslide

3. Betrekkelijk voornaamwoord :

- verwijst terug naar een 
 eerder woord in de zin:  antecedent

- je vertaalt het als : die, dat,
van wie/wat (wiens), aan wie/wat, met wie/wat (waarmee)

- vormt het begin van een 
   betrekkelijke bijzin
 - Ik vind het huis, dat te koop staat, erg duur.

- De kat, die in de venterbank lag, was aan het spinnen.

- De vrouw, aan wie ik de weg vroeg, was behulpzaam.

- De voetbal, waarmee wij speelden, vloog de sloot in.

Slide 3 - Tekstslide

3. Betrekkelijk voornaamwoord :

- verwijst terug naar een 
 eerder woord in de zin:  antecedent

- je vertaalt het als : die, dat,
van wie/wat (wiens), aan wie/wat, met wie/wat (waarmee)

- vormt het begin van een 
   betrekkelijke bijzin
 - Ik vind het huis, dat te koop staat, erg duur.

- De kat, die in de venterbank lag, was aan het spinnen.

- De vrouw, aan wie ik de weg vroeg, was behulpzaam.

- De voetbal, waarmee wij speelden, vloog de sloot in.

Slide 4 - Tekstslide

In het Latijn :
Mannelijk:                                Vrouwelijk:                                   Onzijdig:
qui              qui                           quae          quae                           quod                     quae
cuius         quorum                 cuius         quarum                     cuius                     quorum
cui              quibus                   cui              quibus                       cui                          quibus
quem        quos                       quam         quas                           quod                     quae
quo            quibus                    qua            quibus                       quo                        quibus

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op, 
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde    
   getal en geslacht als het 
   antecedent  (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval 
   die nodig is in de bijzin
Deus, qui puellam amat, Mars est.
(De god, die van het meisje houdt, is Mars.)

qui = relativum 
       = M. ev. => antecedent deus = M. ev.
       = nom. => OW bij amat

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op, 
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde    
   getal en geslacht als het 
   antecedent  (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval 
   die nodig is in de bijzin
Deus, quem puella amat, Mars est.
(De god, waar het meisje van houdt /
                   die het meisje bemint, is Mars.)

quem = relativum 
       = M. ev. => antecedent deus = M. ev.
       = acc. => LV bij amat,
                           
OW = puella

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op, 
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde    
   getal en geslacht als het 
   antecedent  (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval 
   die nodig is in de bijzin
Deus, cui puella oscula dat, Mars est.
(De god, aan wie het meisje kusjes geeft,
is Mars.)

cui = relativum 
       = M. ev. => antecedent deus = M. ev.
       = dat. => MW VW bij dat,
                           
OW = puella

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op, 
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde    
   getal en geslacht als het 
   antecedent  (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval 
   die nodig is in de bijzin
Dei, qui hospitium petebant, Mercurius et Iupiter erant. (De goden, die onderdak zochten, waren Mercurius en Jupiter.)

qui = relativum 
       = M. mv. => antecedent dei = M. mv.
       = nom. => OW bij petebant

Deae, quae Aeneam iuvabant, Venus et Iuno erant. (De godinnen, die Aeneas hielpen, waren Venus en Juno.)

quae = relativum
       = V. mv. => antecedent deae = V. mv.
       = nom. => OW bij iuvabant


Slide 9 - Tekstslide

Troiani, qui de muros urbis spectabant, equum ligneum videbant : citeer het relativum.
De Trojanen, die vanaf de muren van de stad keken, zagen een houten paard.

Slide 10 - Open vraag

Troiani, qui de muros urbis spectabant, equum ligneum videbant : noem getal, geslacht én naamval van het relativum.
De Trojanen, die vanaf de muren van de stad keken, zagen een houten paard.

Slide 11 - Open vraag

Troiani, qui de muros urbis spectabant, equum ligneum videbant : noem het antecedent van het relativum.
De Trojanen, die vanaf de muren van de stad keken, zagen een houten paard.

Slide 12 - Open vraag

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op,
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde
   getal en geslacht als het
   antecedent (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval
   die nodig is in de bijzin
Amici, quibus Aeneas ad Italiam fugit, valde territi erant.

amicus = vriend
ad = naar
fugere = vluchten (fugi = pf.)
valde = erg
territus = bang
esse = zijn

Slide 13 - Tekstslide

Keuze
-zelfstandig de LessonUp afmaken
-klassikaal vragen maken+ extra instructies

Slide 14 - Tekstslide

Amici, quibus Aeneas ad Italiam fugit, valde territi erant.

Citeer het relativum uit deze zin.

Slide 15 - Open vraag

Amici, quibus Aeneas ad Italiam fugit, valde territi erant.

Wat is het getal, geslacht én de naamval van het relativum?

Slide 16 - Open vraag

Uitleg :
- Het relativum levert een bijzin op,
   met een eigen PV, OW, LV enz.
- Het relativum heeft een
  antecedent
- Het relativum heeft hetzelfde
   getal en geslacht als het
   antecedent (ev/mv, M/V/O)
- Het relativum heeft de naamval
   die nodig is in de bijzin
Amici, quibus Aeneas ad Italiam fugit, valde territi erant.

quibus = relativum
              = M/V/O mv. => antecedent amici = M mv
              = abl. = met welke/waarmee

De vrienden, waarmee Aeneas naar Italië vluchtte, waren erg bang.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is geslacht, getal en naamval van:
Interea Romulus, QUI in Palatino sedebat, Iovem orabat:
A
M, ev, nom
B
V, ev, nom
C
M, ev, acc
D
V, ev, acc

Slide 18 - Quizvraag

'Iupiter magne, CUI semper multa sacra feci, me nunc iuva.'
A
M, ev, nom
B
M, ev, gen
C
M, ev, dat
D
M, ev, acc

Slide 19 - Quizvraag

'Iupiter, QUEM semper colui, te oro..'
A
M, ev, nom
B
M, ev, acc
C
V, ev, nom
D
V, ev, acc

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geslacht, getal en naamval van:
muri, QUOS Romulus aedificabat, nondum alti erant.
A
M, mv, nom
B
V, mv, acc
C
M, mv, acc
D
V, ev, acc

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geslacht, getal en naamval van:
Deinde Romulus Remum, QUI muros transilurerat, iratus necavit.
A
M, ev, nom
B
M, mv, nom
C
M, ev, acc
D
M, ev, abl

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geslacht, getal en naamval van:
Mox multae gentes, QUAE urbem videre cupiebant, Romam convenerunt.
A
V, ev, nom
B
V, mv, nom
C
O, mv, nom
D
O, mv, acc

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geslacht, getal en naamval van:
'Iupiter, CUIUS templum aedivicavi, audi!'

(Jupiter, wiens tempel ik heb gebouwd, luister!'
A
M, ev, gen
B
V, ev, gen
C
M, ev, dat
D
V, ev, dat

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geslacht, getal en naamval van:
'Venus, CUIUS filius ego sum, audi!'

(Venus, wiens zoon ik ben, luister!'
A
M, ev, nom
B
V, ev, acc
C
O, ev, gen
D
V, ev, gen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geslacht, getal en naamval van:
Dei, QUIBUS Romani sacra faciunt, in Olympo habitant.

(De goden, aan wie de Romeinen offers brengen, wonen op de Olympus)
A
nom, mv, M
B
nom, mv, V
C
dat, mv, M
D
abl, mv, M

Slide 26 - Quizvraag

Aanpak
Bekijk getal en geslacht van het relativum =>
zoek het antecedent => 
bekijk de bijzin en de vorm van het relativum=> 
bepaal de naamval van het relativum.

Vertaal met een vorm van die/dat,
denk aan de hulpwoorden bij de genitivus, dativus & ablativus

Slide 27 - Tekstslide

Donderdag 22 september
1. 5 minuten lezen 
2. terugblik relativum 
3. nieuw: groep 4 en 5

-Opmerking toets ratio woorden/grammatica

Lesdoel: je kunt de substantieven indelen in vijf verschillende groepen 

Slide 28 - Tekstslide

2. Wat is een relativum:
A
bijvoeglijk voornaamwoord
B
bijwoord
C
betrekkelijk werkwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noem je het woord/woordgroep waar het betrekkelijk voornaamwoord op terugslaat?

Slide 30 - Open vraag

Een relativum congrueert met het antecedent in:
A
naamval, geslacht en getal
B
getal en naamval, maar niet altijd in geslacht
C
geslacht en getal, maar niet altijd in naamval
D
geslacht en naamval, maar niet altijd in getal

Slide 31 - Quizvraag

Wat is geslacht, getal en naamval van:
'Venus, CUIUS filius ego sum, audi!'

(Venus, wiens zoon ik ben, luister!'
A
M, ev, nom
B
V, ev, acc
C
O, ev, gen
D
V, ev, gen

Slide 32 - Quizvraag

Vertaal: Amici, quibus saepe ludo, me reliquerunt.

Slide 33 - Open vraag

Hoe zie je in de woordenlijst dat een substantief in groep 3 hoort?

Slide 34 - Open vraag

3. De vijf groepen
  • Groep 1: mensa, femina, agricola
  • Groep 2: servus, donum, puer, magister 
  • Groep 3: rex, corpus, nomen, sol, flos, arx 
  • Groep 4: fructus 
  • Groep 5: res 

Slide 35 - Tekstslide

Groep 4: fructus en 5: res
fructus   Vergelijk: servus             Let op:   domus                        res
fructus                        servi                                  domus                        rei
fructui                         servo                                 domui                        rei
fructum                      servum                             domum                     rem
fructu                          servo                                 domo                          re
fructus                        servi                                  domus                        res
fructuum                   servorum                        domorum                  rerum
fructibus                    servis                                domibus                   rebus
fructus                        servos                              domos                        res
fructibus                     servis                               domibus                   rebus

Slide 36 - Tekstslide

Woordenlijst
fructus, fructus 

res, rei 

Slide 37 - Tekstslide

Zoek in de woordenlijst nog twee woorden uit groep 4 en twee uit groep 5.

Slide 38 - Open vraag

Welke groep: corpus
A
1
B
3
C
4
D
5

Slide 39 - Quizvraag

Welke groep: currus
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 40 - Quizvraag

Welke groep: animus
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 41 - Quizvraag

Oefenen
Taaloefeningen oefenboek, B en C 

Slide 42 - Tekstslide