Katern4 H1§1 + start §2

7.1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

7.1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Je kunt toelichten dat mensen tijdens hun leven verschillende financiële beslissingen nemen.
Je kunt met voorbeelden uitleggen wat ruilen over de tijd is.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een stroomgrootheid en een voorraadgrootheid.
Je kunt uitleggen welke spaarmotieven er zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschilt jou uitgavenpatroon nu ten opzichten van 5 jaar geleden?
Ja
Nee

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sparen is:
A
Het uitstellen van consumptie
B
Het naar je toe halen van consumptie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Spaar je ook?
A
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
B
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
C
Ik spaar bijna alles, ik koop eigenlijk heel weinig.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het nadeel van lenen?
A
Je moet rente betalen
B
Je moet alles terug betalen
C
Je hebt een schuld
D
Je moet accijns betalen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lenen of sparen?
A
Lenen zorgt voor rente in de toekomst
B
Sparen schuift consumptie naar achteren
C
Sparen haalt consumptie naar voren
D
Lenen gaat ten koste van consumptie in de toekomst

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de volgende zin wordt zakgeld een keer als voorraad- en een keer als stroomgrootheid gebruikt. Geef dit aan.
'Ik krijg €12,- zakgeld per week. De hoeveelheid zakgeld in mijn spaarpot bedraagt €78,94.'

Slide 12 - Open vraag

€12,- per week: per periode, dus stroomgrootheid. 
€78,94 in spaarpot: momentopname, dus voorraadgrootheid.
Bespreken
Opgave 3b en c en 5

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Spaarmotieven

  1.  Zekerheidsmotief = sparen uit voorzorg
2. Doelmotief = sparen met het doel om iets te kopen.
3. Vermogensmotief = vergroten vermogen door ontvangen
van rente

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sparen voor een auto =
A
Zekerheidsmotief
B
Doelmotief
C
Vermogensmotief

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meneer Kielstra spaart geld voor een weekend Munchen. Wat is het spaarmotief van Meneer Kielstra
A
Zekerheidsmotief
B
Vermogensmotief
C
Doelmotief

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Henk spaart geld voor als zijn mobiel kapot gaat. Wat is zijn reden om te sparen?
A
Doelmotief
B
Zekerheidsmotief
C
Vermogensmotief

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk!
Katern 4 H1: opgave 10, 11 en 12 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies