Fictie week 41 1B les 1

Planning
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning

Slide 1 - Tekstslide

Telefoon in telefoontas

Slide 2 - Tekstslide

Stil lezen......
.....en dan is het echt stil!
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
Fictie

10 min stil lezen
Huiswerk nakijken 
Uitleg H35 Spanning & Vertelperspectief
Opdrachten in deze LessonUp maken

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen

Je leert wat spanning en perspectief is en hoe de aandacht van de lezer wordt vastgehouden. 

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling vorige les

Personages

Slide 6 - Tekstslide

Personages
De hoofdpersoon en bijfiguren in boeken en films noemen we personages

Je kunt ze onderverdelen in types en karakters

Slide 7 - Tekstslide

Type
Als een personage altijd dezelfde kenmerken krijgt, noemen we dat een type. 

Een type is bijvoorbeeld overdreven goed, overdreven slecht of overdreven dom. 

Slide 8 - Tekstslide

Karakter
Een personage in een boek of film dat meer lijkt op een echt mens noemen we een karakter. 

Karakters maken een ontwikkeling door. Ze maken keuzes waardoor een kijk op de wereld verandert. 

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk nakijken 

H35 opdracht 1 t/m 7 blz. 74

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Noteer in je agenda!

Maken H35 opdracht 8 t/m 13 blz. 74

Slide 11 - Tekstslide

H35 Spanning

Slide 12 - Tekstslide

H35 Vertelperspectief

Slide 13 - Tekstslide

Moeilijke woorden H35

Slide 14 - Tekstslide

Vertelperspectief

Slide 15 - Tekstslide

Een verhaal kijk of lees je door de ogen van iemand

- ik vertelperspectief
- hij/zij vertelperspectief
- alwetende verteller

Slide 16 - Tekstslide

Vertelperspectief
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

1. Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

2. Hij/zij-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 17 - Tekstslide


Vertelinstanties
Verteller = personage in ik-vorm 
--> ik-vertelperspectief

Verteller = personage in hij/zij-vorm     
--> hij-/zij- vertelperspectief

Verteller = weet alles, geen personage  
--> alwetend vertelperspectief

Slide 18 - Tekstslide

Vertelperspectief
Als je een verhaal leest, wordt het verhaal aan jou gepresenteerd vanuit een bepaald standpunt. Dit noem je het vertelperspectief.
Je kent de volgende vertelperspectieven:
  • Ik-vertelperspectief
  • Personaal vertelperspectief
  • Auctoriaal vertelperspectief

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag

  • Lees de theorie hierboven nogmaals goed door. 
  • Beantwoord de onderstaande vragen. 
  • Ben je klaar? Dan mag je verder met H36, werkwoordspelling oefenen, lezen of je fictieopdracht. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met vertelperspectief?
A
hoeveel personages er in het verhaal zitten
B
de structuur van het verhaal
C
vanuit welk oogpunt het verhaal verteld wordt
D
wat de hoofdpersoon doet in het verhaal

Slide 21 - Quizvraag

Ik-vertelperspectief
Personaal vertelperspectief
Auctoriaal vertelperspectief
Hij ziet zijn vrienden lopen in de stad. 
Hij zou er morgen wel achterkomen dat je het leven niet kan plannen.
Wat een vervelend mannetje, denk ik terwijl ik zijn kop koffie inschenk. 

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is géén kenmerk van een personaal vertelperspectief?
timer
0:10
A
Onbetrouwbaar
B
De lezer weet niet meer dan het personage
C
De verteller is neutraal
D
Kijkt van bovenaf

Slide 23 - Quizvraag

Fictie is...
A
alles wat verzonnen is.
B
alles wat niet verzonnen is.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Kern

Slide 25 - Quizvraag

Bij een auctoriaal vertelperspectief is er een 'alwetende verteller'. Deze alwetende verteller:
A
weet niks en neemt deel aan het verhaal
B
weet alles en neemt deel aan het verhaal
C
weet niks en neemt geen deel aan het verhaal
D
weet alles en neemt geen deel aan het verhaal

Slide 26 - Quizvraag

''Jeroen liep door de donkere ruimte, hij was bang wat hem zou kunnen overkomen."
A
ik-vertelperspectief
B
hij/ zij-vertelperspectief
C
alwetende verteller

Slide 27 - Quizvraag

De zin: 'Later zou hij nog vaak aan deze dag terugdenken', kom je tegen bij . . .
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
elk vertelperspectief

Slide 28 - Quizvraag

Zijn voor jou de lesdoelen behaald

Slide 29 - Tekstslide

De volgende les

H36 herkennen spanning door gebruik van perspectief

Slide 30 - Tekstslide

Graag de stoel aanschuiven.
Fijne dag & tot de volgende keer!

Slide 31 - Tekstslide

Hoe ging deze les?
Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 32 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 33 - Tekstslide