anatomie, de ademhaling

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
de ademhaling

Volgende week pathologie van de ademhaling

programma:
stuk theorie
vragen maken
afronding

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

vul de nummer in

Slide 21 - Tekstslide

1. Strottenhoofd
2. Luchtpijp
3. Bronchiën
4. Bronchiolen
5. Longblaasjes

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

strotklepje dient voor

Slide 30 - Open vraag

strottenhoofd en stembanden

Slide 31 - Open vraag

bronchien

Slide 32 - Open vraag

longblaasjes

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Welk van de onderstaande functies behoort niet tot de functies van de neusholte?
A
a. Opwarmen van de ingeademde lucht.
B
c. Opnemen van zuurstof in het bloed.
C
b. Bevochtigen van de ingeademde lucht.
D
d. Filteren van grove vuildeeltjes uit de ingeademde lucht.

Slide 40 - Quizvraag

. Welke van de volgende 2 stellingen is juist?
I De luchtpijp ligt achter de slokdarm.
II mannen hebben meestal langere stembanden dan vrouwen.

A
I is juist II is juist
B
I is onjuist II is juist
C
I is juist II is onjuist
D
I is onjuist II is onjuist

Slide 41 - Quizvraag

. Waaruit bestaat het eigenlijke longweefsel?
A
a. Uit de luchtpijp, de bronchiën en longblaasjes.
B
b. Uit de longblaasjes en de pleurabladen.
C
c. Uit de bronchiën.
D
d. Uit de longblaasjes.

Slide 42 - Quizvraag

. Waardoor ontstaat de spraak?
A
a. Door de lengte van de stembanden
B
b. Door het trillen van de stembanden en het innemen van een bepaalde stand door lippen, tong en gehemelte.
C
c. Door het langer en korter maken van de stembanden.
D
d. Door lucht langs de lippen te laten stromen.

Slide 43 - Quizvraag

Wat gebeurt er in de longblaasjes?
A
a. Zuurstof en koolzuurgas verlaten het bloed via de ademhaling.
B
b. Zuurstof en koolzuurgas gaan het bloed in via de ademhaling.
C
c. Zuurstof wordt opgenomen in het bloed en koolzuurgas verlaat het bloed via de ademhaling.
D
d. Zuurstof verlaat het bloed en zuurstof wordt opgenomen in het bloed via de ademhaling.

Slide 44 - Quizvraag


6. Wat gebeurt er bij een inademing met de buikademhaling?

A
a. Het middenrif wordt plat, de borstholte wordt groter.
B
b. Het middenrif wordt bol, de borstholte wordt groter.
C
c. Het middenrif wordt plat de borstholte wordt kleiner.
D
d. Het middenrif wordt bol, de borstholte wordt kleiner.

Slide 45 - Quizvraag

Welk antwoord geeft de ontbrekende woorden goed weer?
Het ademcentrum bevindt zich op de grens van de hersenen en het ruggenmerg (verlengde merg) het reageert het meest op koolzuurgas te veel in het bloed.

A
a. In de grote hersenen, zuurstoftekort.
B
b. In de kleine hersenen, zuurstofteveel.
C
c. In het verlengde merg, koolzuurgasteveel.
D
d. In het verlengde merg, zuurstoftekort.

Slide 46 - Quizvraag

volgende week:
pathologie van de ademhaling

Huiswerk maken in teams 
lezen hoofdstuk B7

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide