Schrijven 2m2 week 6

2m2 schrijven 
donderdag 11  en vrijdag 12 februari 2021
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

2m2 schrijven 
donderdag 11  en vrijdag 12 februari 2021

Slide 1 - Tekstslide

Aan de slag met schrijven
We gaan de komende tijd oefenen met schrijven. 
De eerstvolgende toets is voor jullie een schrijftoets.
Eerst even wat vragen om te herhalen.

Slide 2 - Tekstslide

Informerende tekst
Uiteenzettende tekst
Betogende tekst
Activerende of aansporende tekst
Amuserende tekst
Informeren
Uitleg geven
Amuseren
Overtuigen
Activeren

Slide 3 - Sleepvraag

Je schrijft schrijft een briefje voor de buren die voor jouw hond en kat gaan zorgen, wat is het schrijfdoel?

Slide 4 - Open vraag

Voordat je gaat schrijven, maak je een schrijfplan.
Open blz 44/45 van je boek.

Slide 5 - Tekstslide

Maak opdracht 2 blz 45 in je boek.
Vergelijk jouw schema met die van je klasgenoot en pas het zo nodig aan. 
Huiswerk opdracht 3 en 4 blz 46. 
Klaar? Stuur je nieuwsbericht naar de klasgenoot die na jou in de klassenlijst staat (dus Ouasim naar Jay en Jay naar Emir, enzovoort) de laatste (Djayla) stuurt het bericht naar de eerste (Ouasim).


Slide 6 - Tekstslide

Goedemorgen daar zijn we weer!
Vandaag gaan we afspraken over schrijven doornemen en de tekst van de klasgenoot nakijken.
Als laatste leg ik jullie het schrijfproject van volgende week uit.

Slide 7 - Tekstslide

Sla je boek open op blz 292-293.
Neem de tekst van je klasgenoot en loop alle punten langs die op blz 292 en 293 staan, beoordeel of je klasgenoot dit correct heeft gedaan. Je krijgt hiervoor 20 minuten de tijd.
timer
20:00

Slide 8 - Tekstslide

In brieven en teksten mag je afkortingen gebruiken.
A
Dit klopt, maar niet altijd.
B
Ja, dat mag altijd.
C
Nee, dat mag absoluut niet.

Slide 9 - Quizvraag

Als je iets extra wil benadrukken in een tekst of brief, mag je best twee of uitroeptekens zetten.
A
Nee, dat mag nooit.
B
Ja, dat is prima.
C
In sommige gevallen mag dit wel.

Slide 10 - Quizvraag

Knobbels op je hoofd 
Laten we bij het begin beginnen: wat is een talen- of wiskundeknobbel? 
Talenknobbel
De talenknobbel is de algemeen ingeburgerde term voor iemand die veel (en goed) talen spreekt, in de zin van ‘Hij heeft een talenknobbel’. Het begrip vindt z'n oorsprong in de gedachte die er vroeger was dat iemands karakter af te lezen was aan de vorm van het hoofd. 
De talenknobbel is een veronderstelde knobbel bij één van de ogen. Iemand die daar een knobbel heeft, leert dan zogezegd gemakkelijk (vreemde) talen. Het idee is dat op deze plek de bekwaamheid voor het leren van talen en het taalgevoel zich nestelt: als de cognitieve capaciteit om snel en gemakkelijk talen aan te leren goed ontwikkeld is, redeneerde men, dan moet dat deel van de hersenen waar deze capaciteit zich bevindt ook goed ontwikkeld en dus groot zijn. Daarom dacht men dat er dan ook wel een zichtbare bult aan de buitenkant kon zijn. 
Sinds de ontwikkeling van de neurowetenschap (onderzoek naar de hersenen) gelooft men niet meer dat sterk ontwikkelde delen van de hersenen ook aan de buitenkant zichtbaar zijn.
Wiskundeknobbel
Men zegt dat iemand een wiskundeknobbel heeft als die persoon een bijzonder talent voor wiskunde heeft. 
Er zijn wel aanwijzingen dat wiskundig begaafde mensen een andere werking van de hersenen bezitten. Zo zou bij kinderen met wiskundetalent een betere samenwerking te zien zijn tussen de linker- en rechterhersenhelft dan bij kinderen zonder specifieke aanleg voor wiskunde. Ook is gebleken dat de rechterhersenhelft van wiskundig begaafde leerlingen uitzonderlijk actief is bij de verwerking van informatie. Dit verschil in hersenen uit zich echter niet in een uitwendig zichtbare knobbel.
Bron: Wikipedia, 28 maart 2013.

Slide 11 - Tekstslide

Volgende week gaan we verder met de talenknobbel. Zorg dat je het boekje gedownload hebt dat bij het huiswerk voor dinsdag staat.

Slide 12 - Tekstslide