Cap 2 - les 2

T1E
¡Hola a tod@s y bienvenid@s!



1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

T1E
¡Hola a tod@s y bienvenid@s!



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________
el _____(datum)__________
de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan de clase
  • discutir la prueba
  • corregir los deberes 2, 3, 4
  • Capítulo 2: En camino.
    => verbo ESTAR + regelmatige ww
  • deberes
Lesdoel: 
1. We leren het ww ESTAR
2. We leren ww vervoegen in de tt

Slide 3 - Tekstslide

Les in twee delen 
Hoe vond je la prueba gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Verbeterpunten: vocabulario
En...welk ww voor leeftijd?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbeterpunten: lidwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbeterpunten: Frases Clave

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie:
1. Wat ging goed?
2. Waar kan ik nog extra aandacht aan besteden?
3. Hoe ga ik dit aanpakken voor een volgende repetitie?
timer
2:00

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden over de weg wijzen/onderweg zijn/wonen/gebouwen ken je al?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Fuente B: En el centro
Ejercicio 6, p. 35
Escuchamos la conversación y respondemos las preguntas

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Estudiar:
- vocabulario 2.1 y 2.2

2) Hacer:
- ejercicio 7 y 8



Los deberes para 
la próxima clase

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies



(yo) estoy
(tú) estás
(el, ella, usted) está
(nosotros/as) estamos
(vosotros/as) estáis
(ellos, ellas) están


ik ben
jij bent
hij, zij is / u bent
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Estar
Zijn
(zich bevinden)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ser en estar
Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. Maar estar betekent ook 'zich bevinden'. Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. Bijvoorbeeld: 
Ik ben hier - Estoy aquí 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ser of estar?
ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen. 
estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor 
eigenschappen die wél veranderen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ser
Estar
... met mijn 
hond in de tuin
... op het strand
... rood en zwart
... op de tafel
... tevreden
... erg oud
... docent
... in bad
... Japans
Waar ... ?
... knap
... blij
... lief
... groot

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies




Estáis guapos
Jullie zijn knap
toestand: mooi kapsel, mooie kleding, make-up etc.
Estoy enojado
Ik ben boos 
toestand: 
op dit moment ben ik boos





Sois guapos
Jullie zijn knap
uiterlijke eigenschap:
knap van nature
Soy enojado
Ik ben boos 
karaktereigenschap:
ik ben boos geboren
Estar
(tijdelijke eigenschap)
Ser
(vaste eigenschap)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbos regulares en presente

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen. 

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelmatige ww op -er
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelmatige ww op -ir
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Opdracht 3 (ww -er/-ir)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wil je nog meer oefenen -AR-ER -IR werkwoorden?

  1. Verbos -ar oefenen: klik hier
  2. Verbos -er oefenen: klik hier
  3. Verbos -ir oefenen: klik hier


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ahora a trabajar, ¡ándale!
- hacer ejercicios 5, 6, 7, 8

- quizlet 2.1 + 2.4

- kahoot ser vs. estar:
https://kahoot.it/challenge/08114036?challenge-id=9f9dcd9a-9845-46da-be4f-2710f0ad3a49_1602748212874

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies