H3 Leerdoel 1 A3

Ik kan nagaan of twee figuren gelijkvormig zijn.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ik kan nagaan of twee figuren gelijkvormig zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Samenstelling van deze les
  • Succescriteria bij het leerdoel
  • Uitleg
  • Aan de slag
  • Werk inleveren
  • Terugblik op het leerdoel


Slide 2 - Tekstslide

Slides met theorie, voorbeelden en filmpjes.

Slide 3 - Tekstslide

Ik kan nagaan of twee figuren gelijkvormig zijn.
Succescriteria

Ik kan hoeken berekenen aan de hand van hun eigenschappen.
Ik kan gelijkvormigheid herkennen.
Ik kan rekenen met een factor.
Ik kan aantonen dat twee vlakke figuren gelijkvormig zijn.




Slide 4 - Tekstslide

Gelijkvormigheid herkennen
Twee figuren zijn gelijkvormig als ...

... alle overeenkomstige hoeken even groot zijn. 
... de tabel van de zijden een verhoudingstabel is.


Dit moet je uit je hoofd leren!

Slide 5 - Tekstslide

Gelijkvormigheid herkennen
Stap 1   Noteer de hoeken die even groot zijn
Stap 2  Teken de tabel van de zijden
Stap 3  Bereken de factor bij elke kolom 
Stap 4  Antwoord geven



(Lukt bovenstaande? Dan zijn de figuren gelijkvormig)
(Is hij overal hetzelfde?)

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen met gelijkvormigheid

Stap 1   Maak een schets van beide figuren in dezelfde stand.

Stap 2  Noteer de maten erbij die gegeven zijn.

Stap 3  Maak de tabel van de zijden.
Stap 4  Bereken de factor.

Stap 5  Bereken de onbekende lengte.
Vind je kruislings vermenigvuldigen fijner, dan sla je deze stap over.

Slide 7 - Tekstslide

Hoeken berekenen
  1. Gestrekte hoek = 180 graden
  2. Rechte hoek = 90 graden
  3. Volle hoek = 360 graden
  4. Overstaande hoeken zijn gelijk
  5. Hoekensom driehoek = 180 graden
  6. Hoekensom vierhoek = 360 graden
  7. Basishoeken van een gelijkbenige driehoek zijn gelijk

WAT?

HOE?

WAAROM?

Slide 8 - Tekstslide

Hoeken berekenen

Gebruik de eigenschappen van soorten hoeken en vlakke figuren om een hoek te berekenen.


Let op hoeken berekenen is niet meten!! (Geen geodriehoek nodig!)

A1=180°40°=140°
(gestrekte hoek)
Wat
Hoe
Waarom

Slide 9 - Tekstslide

Eigenschappen van driehoeken

Rechthoekige driehoek   


Heeft een rechte hoek 

              (rechte hoek)

            


A=90°

Slide 10 - Tekstslide

Eigenschappen van driehoeken

Gelijkbenige driehoek   


Twee gelijke zijden 

DF = EF

Twee gelijke hoeken 

              (basishoeken)

Lijnsymmetrisch

1 symmetrieas

D=E

Slide 11 - Tekstslide

Eigenschappen van driehoeken

Gelijkzijdige driehoek   


Alle zijden zijn even lang.

GH = HI = IG

Alle hoeken zijn even groot.

              

Lijn- en draaisymmetrisch

3 symmetrieassen, kleinste draaihoek = 120 graden

G=H=I=60°

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Noteer eerst de aantekeningen in je schrift.

Maak
opgaven: v1 t/m v5
Let ook op je notatie! 

Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
- Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
- Snap je niet wat je fout gedaan hebt? Vraag een klasgenoot, ouder of je docent om hulp.
- Ben je thuis en je komt er echt niet uit? Zet er dan even een kruisje voor en vraag het de eerst volgende les.

Lever op de volgende slide opgave V3 en V5 in.


Slide 13 - Tekstslide


Maak opgave V3
Upload een foto van je uitwerkingen hieronder. Let op je notatie!

Slide 14 - Open vraag


Maak opgave V5
Upload een foto van je uitwerkingen hieronder. Let op je notatie!

Slide 15 - Open vraag


Leerdoel 1
Ik kan nagaan of twee figuren gelijkvormig zijn.
A
onvoldoende
B
voldoende
C
goed
D
uitmuntend

Slide 16 - Quizvraag