Hoe sta ik ervoor?

LEZEN
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

LEZEN

Slide 1 - Tekstslide

oefenen voor toets lezen

Slide 2 - Tekstslide

Wat vind je in een krantenartikel?
A
vooral meningen
B
vooral feiten
C
meningen en feiten

Slide 3 - Quizvraag

Het nieuwe nummer van
Ronnie Flex "Adrenaline"
heeft een leuke video.

A
feit
B
mening

Slide 4 - Quizvraag

Noem een feit over Nederland.

Slide 5 - Open vraag

Wat is een kernzin?
A
De titel van de tekst
B
De zin met de belangrijkste informatie
C
De langste zin van de tekst.

Slide 6 - Quizvraag

Waar vind je de kernzin van een alinea?
A
vooraan in de alinea
B
achteraan in de alinea
C
middenin de alinea

Slide 7 - Quizvraag

In de kernzin staat de....
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 8 - Quizvraag

Ik ben gek op fruit. Zo houd ik van appels, bananen en kiwi's.
Wat is de bijzaak?
A
Ik ben gek op fruit.
B
Zo..... t/m..... kiwi's.

Slide 9 - Quizvraag

Begrijpend lezen

Hoe moet je samenvatten?


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Horen voorbeelden in een samenvatting?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Waar vind je vaak de kernzin van een alinea?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de 'bron' van een tekst?
A
De titel
B
De schrijver
C
Waar de tekst uit komt
D
De eerste alinea

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een argument?
A
een mening
B
een antwoord
C
een feit
D
een reden

Slide 15 - Quizvraag

Stel: jij wilt later thuiskomen dan dat je ouders willen. Welk argument kun je gebruiken?

Slide 16 - Open vraag

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstelling?
A
maar, tegenover
B
daarentegen, toch
C
echter, hoewel
D
ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant

Slide 17 - Quizvraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling
D
reden

Slide 18 - Quizvraag

Om.......Te.... tekstverband is
A
oorzaak - gevolg
B
reden
C
doel - middel
D
conclusie

Slide 19 - Quizvraag

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.
Wat is het tekstverband?
A
Doel-middel
B
Vergelijking
C
Samenvatting
D
Conclusie

Slide 20 - Quizvraag

Voor journalisten is het belangrijk om objectief te zijn in hun verslaggeving. Wat is objectief?
A
Feitelijk
B
Mening/oordeel

Slide 21 - Quizvraag

subjectief is?
A
kijken naar feiten en betrouwbare cijfers
B
mening en gevoel van mensen

Slide 22 - Quizvraag

Tekstverband = voorbeeld
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    maar

Slide 23 - Sleepvraag

Functies van de inleiding
Wat is een functie van de inleiding?
A
Conclusie geven
B
Centrale vraag stellen
C
Waarschuwing geven
D
mening van de schrijver te geven

Slide 24 - Quizvraag

Een kernzin is dus een hoofdzaak. Na de kernzin komt dus...
A
Een bijzaak
B
Een hoofdzaak

Slide 25 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
Pubers zijn niet in staat weloverwogen een vakkenpakket te kiezen.
B
Hun hersens zijn nog lang niet volgroeid en daarom kunnen ze niet overzien wat zo'n keuze betekent voor de rest van hun leven...

Slide 26 - Quizvraag

Welke uitspraak over kernzin is waar?

Een kernzin:
A
is een samenvatting van de alinea
B
bevat de hoofdzaken van de alinea
C
is altijd de eerste zin van de alinea
D
is niet in alle alinea's aanwezig

Slide 27 - Quizvraag

Tekstdoel: informeren.
Tekstdoel: Overtuigen.
Tekstdoel: Activeren.
reclameteksten
verkiezingsteksten
nieuwsbericht
recensie van een boek
columns

Slide 28 - Sleepvraag