Communicatiekaders

Communicatiekaders
Werkboek: Agora psychologie en sociologie - deel 2
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Toegepaste psychologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Communicatiekaders
Werkboek: Agora psychologie en sociologie - deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Waarnemen en observeren

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen waarnemen en observeren?

Slide 3 - Open vraag

waarnemen en observeren
Waarnemen = het registreren van prikkels die via je zintuigen binnenkomen en waar je hersenen betekenis aan kunnen geven
Iemand observeren =  gedrag doelgericht, nauwkeurig, systematisch en objectief waarnemen
(= objectieve werkelijkheid)

Slide 4 - Tekstslide

Subjectieve 
werkelijkheid
objectieve 
werkelijkheid
dingen die bestaan onafhankelijk van ons geloof of gevoelens. 
 
zwaartekracht  
dingen die afhankelijk zijn van geloof, opvattingen en gevoelens 
  
interesses

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is interpreteren?

Slide 6 - Open vraag

Interpreteren
= eigen betekenis geven aan iets
niet neutraal ! 

Slide 7 - Tekstslide

Communiceren

Slide 8 - Tekstslide

Wat is
communiceren?

Slide 9 - Woordweb

Communicatie is 
het overbrengen van informatie van een zender naar een ontvanger.

Slide 10 - Tekstslide

Iemand reageert op een boodschap. Hoe noemt dit?

Slide 11 - Open vraag

Ruis...
is de verstoring van de boodschap tussen zender en ontvanger
= miscommunicatie 

Interne vs. externe ruis

Slide 12 - Tekstslide

Welke van deze voorbeelden is een voorbeeld van externe ruis?
A
een slecht gehoor
B
slechte articulatie
C
gsm-verbinding die wegvalt
D
verkeerde interpretatie van ontvanger

Slide 13 - Quizvraag

Zender
Boodschapper
Ontvanger

Slide 14 - Sleepvraag

De zender
- heeft altijd een doel
- gebruikt altijd een kanaal
- verwacht een effect

Slide 15 - Tekstslide

Binnenkant vs. buitenkant
Wat was de bedoeling van de zender? = binnenkant
Hoe heeft de zender de boodschap gebracht? = buitenkant
Wat doet dit met je ontvanger? = binnenkant
Hoe reageert de ontvanger = buitenkant

Slide 16 - Tekstslide

Communicatie = 
zender stuurt codes uit
ontvanger moet deze interpreteren of decoderen 
Storing = ruis 

Slide 17 - Tekstslide

zender 1
zender 2
boodschap 1 
boodschap 2
ontvanger 1 
ontvanger 2 
ruis 1
ruis 2
decodering 1
decodering 2
codering

Slide 18 - Sleepvraag

Storing bij de fysieke transmissie van een signaal dat de communicatie verstoort. Dit is...
A
Psychologische ruis
B
Fysiologische ruis
C
Fysieke/mechanische ruis of kanaalruis
D
Semantische ruis

Slide 19 - Quizvraag

Interne gedachten maken de communicatie moeilijk. Dit is...
A
Psychologische ruis
B
Fysiologische ruis
C
Fysieke/mechanische ruis of kanaalruis
D
Semantische ruis

Slide 20 - Quizvraag

Een gebrek aan kennis of verkeerde interpretatie van gebruikte codes.
Dit is...
A
Psychologische ruis
B
Fysiologische ruis
C
Fysieke/mechanische ruis of kanaalruis
D
Semantische ruis

Slide 21 - Quizvraag

Je fysieke toestand maakt de communicatie moeilijk.
Dit is...
A
Psychologische ruis
B
Fysiologische ruis
C
Fysieke/mechanische ruis of kanaalruis
D
Semantische ruis

Slide 22 - Quizvraag

Verbindend communiceren

Slide 23 - Tekstslide

Wat is
verbinding?

Slide 24 - Woordweb

Communiceren de leerlingen in de klas meestal op een verbindende manier?
Ja
Nee

Slide 25 - Poll

Marshall B. Rosenberg
Geweldloze communicatie
verbindend communiceren

meer naar elkaar luisteren + 
dieper respect voor elkaar + 
groter inlevingsvermogen in de ander + 
positieve in onszelf gebruiken

Slide 26 - Tekstslide

communicatie = resultaat gericht , oordelend en autoritair
zachtaardig én sterk,  kijkt met mildheid naar wat hij hoort/ziet, communiceert vanuit zijn hart en zoekt verbinding en helderheid
Jackhals vs. giraf

Slide 27 - Tekstslide

"Jij luistert nooit naar mij!" 
"Ik voel me niet gehoord."
Jackhals vs. giraf

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Verbindende communicatie 
is een manier van communiceren tussen mensen waarbij de kans vergroot dat mensen op een respectvolle en constructieve manier met elkaar omgaan. 

Slide 30 - Tekstslide

Waarom?
grote kans dat de ander bereid is om in contact te komen met jou 
zo is open communicatie mogelijk 

mensen ervaren dat hun behoeften gezien worden en er rekening mee gehouden wordt. 

Mensen zijn zelf vrij om te bepalen of ze ingaan op de verzoeken van de nder en niet omwille van druk of angst voor straf. 

Slide 31 - Tekstslide

Agora deel 2 p. 194
Bekijk volgend filmpje en beantwoord de vragen. 

Slide 32 - Tekstslide

8

Slide 33 - Video

Communiceren de leerlingen in de klas meestal op een verbindende manier?
Ja
Nee

Slide 34 - Poll

Welk zinsdeel hoort hierbij?
A
'...voel ik me...'
B
'...omdat ik behoefte heb aan...'
C
'Als ik zie/hoor dat...'
D
'Ik wil graag dat...'

Slide 35 - Quizvraag

Welk zinsdeel hoort hierbij?
A
'...voel ik me...'
B
'...omdat ik behoefte heb aan...'
C
'Als ik zie/hoor dat...'
D
'Ik wil graag dat...'

Slide 36 - Quizvraag

02:36
Stap 1: Waarnemen.
Wat doe je?

Slide 37 - Open vraag

02:37
Welk zinsdeel hoort hierbij?
A
'... voel ik me...'
B
'... omdat ik behoefte heb aan...'
C
'Als ik zie/hoor dat...'
D
'Ik wil graag dat...'

Slide 38 - Quizvraag

02:47
Welk zinsdeel hoort hierbij?
A
'...voel ik me...'
B
'...omdat ik behoefte heb aan...'
C
'Als ik zie/hoor dat...'
D
'Ik wil graag dat...'

Slide 39 - Quizvraag

02:56
Stap 3: Behoeften.
Wat doe je?

Slide 40 - Open vraag

02:56
Welk zinsdeel hoort hierbij?
A
'... voel ik me...'
B
'...omdat ik behoefte heb aan...'
C
'Als ik zie/hoor dat...'
D
'Ik wil graag dat...'

Slide 41 - Quizvraag

03:10
Stap 4: Verzoek
Wat doe je?

Slide 42 - Open vraag

03:10
Welk zinsdeel hoort hierbij?
A
'...voel ik me...'
B
'... omdat ik behoefte heb aan...'
C
'Als ik zie/hoor dat...'
D
'Ik wil graag dat...'

Slide 43 - Quizvraag

02:47
Stap 2: Gevoelens
Wat doe je?

Slide 44 - Open vraag

soorten communicatie

Slide 45 - Tekstslide

Op welke manieren kan je communiceren?

Slide 46 - Open vraag

3 soorten:
1. Verbale communicatie
2. non-verbale communicatie
3. Paraverbale communicatie

Slide 47 - Tekstslide

Er worden geen woorden, maar afgesproken gebaren, mimiek, tekens, afbeeldingen,... gebruikt. Dit is...
A
Verbale communicatie
B
non-verbale communicatie
C
paraverbale communicatie

Slide 48 - Quizvraag

Informatieoverdracht tussen een zender en ontvanger waarbij geschreven of gesproken worden worden gebruikt. Dit is...
A
Verbale communicatie
B
non-verbale communicatie
C
paraverbale communicatie

Slide 49 - Quizvraag

De toon waarop iets gezegd wordt, de pauzes die je tussen zinnen en woorden laat. Dit is...
A
Verbale communicatie
B
non-verbale communicatie
C
paraverbale communicatie

Slide 50 - Quizvraag

Welke vragen heb je nog?

Slide 51 - Open vraag