Les 3 week 38 Verleden tijd leerjaar 1 PW/OA

Les 3 
Les Nederlands 

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 3 
Les Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Uitleg: 
Werkwoordspelling verleden tijd


Uitvoeren: 
Werken in studiemeter


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Verleden tijd
In de verleden tijd verandert alleen de persoonsvorm:

ik bracht je naar huis
ik smurfte je naar huis
ik werd naar huis gebracht

Slide 4 - Tekstslide

Wat vind je moeilijk aan de verleden tijd van werkwoorden?

Slide 5 - Woordweb

Vul het juiste werkwoord in:

Toen hij dit mailtje ( verzenden ) ……………., was de deal officieel rond.

A
verzende
B
verzendde
C
verzond

Slide 6 - Quizvraag

Vul het juiste werkwoord in:

Na de oude man ( volgen ) ……….. toen ook zijn drie jongere broers.
A
Volgde
B
volgden
C
volgen
D
voegden

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:

’Hmmm, daar moet ik toch even over nadenken’,  ( brommen ) …….........  de klant gisteren nors.

A
Brom
B
bromde
C
bromden

Slide 8 - Quizvraag

Ik ( checken ) ……….. in, maar vergat om weer uit te checken.

A
checkte
B
checkten
C
checkde
D
checkden

Slide 9 - Quizvraag

Verleden tijd
Je hebt te maken met:

regelmatige werkwoorden
onregelmatige werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Onregelmatige werkwoorden
 de ik-vorm verandert in de verleden tijd van klank

Verzenden - ik verzend - ik verzond - ik heb verzonden
Blijven - ik blijf - ik bleef - ik ben gebleven

ONregelmatig = GEEN regel
 
 

Slide 12 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Geen klankverandering:

Ik fiets - ik fietste - ik ben gefietst
ik oefen - ik oefende - ik heb geoefend

REGELmatig: regel: 't ex kofschip

Slide 13 - Tekstslide

Benoem per persoon 3
regelmatige werkwoorden

Slide 14 - Woordweb

Regelmatige werkwoorden hebben een REGEL
Als je niet weet of het -te of -de moet zijn, dan gebruik je de regel van ‘T ex KOFSCHIP.

(of fokschaaptaxi, XTC-koffieschop)

Slide 15 - Tekstslide

Kijk naar het hele werkwoord
Haal -en ervan af.
Is het een medeklinker uit’T K O F S C H I P?
eem de ‘ik-vorm’ van de onvoltooid tegenwoordige tijd.
1
Kijk naar het hele werkwoord
verhuizen
maken
2
Haal -en ervan af. 
Welke letter is dan de laatste letter?
z
k
3
Is het een medeklinker uit ’t ex kofschip?
nee
ja
4
Neem de ‘ik-vorm’ van de tegenwoordige tijd.
verhuis
maak
5
De verleden tijd is: ‘ik vorm’ + -te of -de
verhuisde
maakte

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden kofschip
Zuchten - zucht - zucht+te - ik zuchtte 
faxen - fax - fax+te - ik faxte
maken - maak - maak+te - maakte
boffen - bof - bof+te - bofte
botsen - bots - bots+te - botste
lachen - lach - lach+te-lachte
stoppen - stop - stop+te - stopte

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Zet in de verleden tijd:

Jeroen en Raoul (kennen) ..................... alle woordjes.
A
kennen
B
kende
C
kenden
D
konden

Slide 25 - Quizvraag

Zet in de verleden tijd:
Alicia en Manon (computeren).............. tijdens het laatste deel van de les.

Slide 26 - Open vraag

Zet in de verleden tijd:
Peter (snappen) ................... de werkwoordspelling een maand geleden al.

Slide 27 - Open vraag

Verleden tijd: Hij (vervelen) ....................... zich een beetje tijdens de les.

Slide 28 - Open vraag

Er (gebeuren) ...................... gisteren erg veel in de les

Slide 29 - Open vraag

Verleden tijd:
De juf (glimlachen) ................. vanmorgen naar de lieve leerlingen.

Slide 30 - Open vraag

Aan de slag
Werken in studiemeter
2 opdrachten tegenwoordige tijd
3 opdrachten verleden tijd

Slide 31 - Tekstslide