Les 15 P1 2HV - Adjetivos; bijvoeglijk naamwoord

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es lunes, 13 de octubre de 2025.
¡Hola, chicos!
Yo soy José y ellos son mis amigos, Rosa María, Bernardo y Javier. Somos músicos y vivimos en Galicia.
Galicia está en el noreste de España. Rosa María y yo tenemos una gaita.  ¿Sabes qué es una gaita?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es lunes, 13 de octubre de 2025.
¡Hola, chicos!
Yo soy José y ellos son mis amigos, Rosa María, Bernardo y Javier. Somos músicos y vivimos en Galicia.
Galicia está en el noreste de España. Rosa María y yo tenemos una gaita.  ¿Sabes qué es una gaita?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

El programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Bijvoeglijk naamwoord
  3. Trabajamos
  4. Leemos
  5. Deberes

Slide 3 - Tekstslide

Controlamos los deberes
Estudiar (=leren):
Unidad 2, Voca NL-SP 1-60

Slide 4 - Tekstslide

Gooi de onbepaalde lidwoorden weg.
EL
LA
LOS
LAS
UN
UNA
UNOS
UNAS

Slide 5 - Sleepvraag

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. 
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
la profe de español

Slide 6 - Sleepvraag

llamas
llamáis
llaman
llamo
llamamos
llama
nos
me
se
os
te
se

Slide 7 - Sleepvraag

levantas
llamáis
afeitan
levanto
llamamos
ducha
levanta
se
nos
me
se
os
te
se

Slide 8 - Sleepvraag

1e
2e
3e
4e
5e
6e
7e
8e
9e
10e
décimo/a
noveno/a
octavo/a
séptimo/a
sexto/a
quinto/a
cuarto/a
tercero/a
segundo/a
primero/a

Slide 9 - Sleepvraag

L
O
S

D
í
A
S
sábado
miércoles
viernes
lunes
jueves
domingo
martes
donderdag
maandag
zondag
vrijdag
dinsdag
woensdag
zaterdag

Slide 10 - Sleepvraag

Bijvoeglijk naamwoorden
Wat je moet weten:
  • Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Spaans bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.
  • Bijvoeglijke naamwoorden richten zich naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan (mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud)

Slide 11 - Tekstslide

1. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -O
bijvoorbeeld: bonito (mooi), divertido (leuk), pequeño (klein)

Bij de bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o verandert de -o in een -a als het bijvoeglijk naamwoord bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat. 
vb: el libro bonito (het mooie boek)
       la casa bonita (het mooie huis)

Slide 12 - Tekstslide

2. Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -E.
bijvoorbeeld: inteligente (intelligent), horrible (verschrikkelijk)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -e veranderen niet wanneer ze bij een een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan
vb: el chico inteligente (de intelligente jongen)
       la chica inteligente (het intelligente meisje)

Slide 13 - Tekstslide

3. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker.
bijvoorbeeld: genial (geniaal), azul (blauw)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker veranderen niet wanneer ze bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan. 
vb: el coche azul (de blauwe auto)
       la carpeta azul (de blauwe map)

Slide 14 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een klinker krijgen in het meervoud een -s.
vb: el chico inteligente --> los chicos inteligentes
        la casa grande          --> las casas grandes

  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker krijgen in het meervoud -es.
vb: el profesor genial --> los profesores geniales
       la situación difícil --> las situaciones difíciles
VERGEET NIET HET LIDWOORD OOK IN HET MEERVOUD TE ZETTEN!!!

Slide 15 - Tekstslide

1 Yo tengo un amigo muy alto/ alta
2 Mis libros son azuls/ azulos/ azules
3 El coche de mi papá es nuevo/ nueva
4 Las mesas blancos/ blancas
5 La respuesta está correcto/ correcta
6 Mi nacionalidad es español/ española
7 La mujer es inteligente/ inteligenta/ inteligentes
Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:

Slide 16 - Open vraag

Trabajamos
Página 24, ej 2 & 3

Slide 17 - Tekstslide

Comunicación
Página 26

Klassikaal
Ejercicio 1

In tweetallen
Ejercicios 2 & 3

Slide 18 - Tekstslide

Deberes
Estudiar (=leren):Unidad 2, Voca NL-SP 1-45

Slide 19 - Tekstslide

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 20 - Tekstslide