Chapitre 3: Bron A -B-C PARTIE 1 ALLEZ ON Y VA

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Bienvenue T3a !

Programme

Terugblik: Vocabulaire A et quelle heure est-il?

Parler C: Phrases-clés.

Lire B: Le slow tourisme.

Vertaal: de bestemming

1. la gare
2. la circulation
3. le billet
4. la destination

Vertaal: Overstappen

1. changer
2. partir
3. voyager
4. attendre

Vertaal: De inlichting

1. la grève
2. Le renseignement
3. le départ
4. le billet

Het is kwart over 11

Het is kwart voor 12 ('s nachts)

Phrases-clés et parler- C

- Kun je een gesprek voeren over reizen.

-Weet je hoe je neusklanken uitspreekt.

Prends ton livret et note ce que tu entends

12 A Tuyau

Phrases-clés C Parler de son voyage

waar denk je aan slow tourisme

Afsluiten en vooruitblikken 

Tu as appris Vocabulaire A.

Tu as révisé l'heure.

Connaissance avec le slow tourisme.

Au revoir!

Programme:Chapitre 3: Départ immédiat

Révision:     Vocabulaire B en silence pendant 7 minutes.

Traduire une phrase et noter la dans le livret .

Corriger les devoirs.

Grammaire passé composé.

On va écouter une chanson.

Chapitre 3

www.timeanddate.com

Traduire et noter dans le livret.

Ik ben alleen trots op mijn eigen ervaring:

Ik heb de omgeving te voet en met de fiets bezocht.

Dat was geweldig!

traduction

Je suis seulement fier ou fière de ma propre expérience:

J'ai visité les environs à pied et à vélo.

C'était super!

CORRIGER LES DEVOIRS (10 MINUTES) 

Ex.8, 9a, 9b,c,d,e,f Ex10 bron B page 100-102.

Hoe? Samen.

Is alles gecorrigeerd? Ik kom kijken.

Vragen? 

On révise

Weet je nog wat de passé composé is?

Wanneer gebruik je de passé composé?

Hoe maak je de passé composé?

met werkwoorden op er/ir/re

Wat: Schrijf de antwoorden op  het board.

Hoe: Zelfstandig.

Hulp: Geen

Tijd: 5 minuten.

Klaar? Uitleg met jouw buurman of buurvrouw (Fluister...)

Antwoorden

- Om te vertellen wat je hebt gedaan.

-Over een actie in het verleden.

-Werkwoord avoir ou être + voltooid deelwoord

De passé composé 

	donn er (geven)	vend re (verkopen)	fin ir (eindigen)
j'	ai donn é	ai vend u	ai fin i
tu	as donn é	as vend u	as fin i
il/elle/on	a donn é	a vend u	a fin i
nous	avons donn é	avons vend u	avons fin i
vous	avez donn é	avez vend u	avez fin i
ils/elles	ont donn é	ont vend u	ont fin i

Passé-composé

Passé composé van être & avoir

Faire et prendre

-Wij hebben onze huiswerk gedaan.

-ik heb mijn jas meegenomen.

Réponses

Nous avons fait nos devoirs.

J'ai pris ma veste.

Exercices

Wat: Oefening 15 a - c- d blz 106-107

Hoe: Zelfstandig in stilte.

Hulp: Steek je vinger op.

Tijd: 8 minuten.

Klaar? Blijf in de stilte als iedereen klaar is 

Passé composé

Comment est formé le passé composé?

Venir conjugué avec être ou avoir?

NL: Ik ben op de fiets gekomen

FR:

Passé Composé met être

Passé composé avec être

Is het onderwerp van je zin...

• ...vrouwelijk enkelvoud: zet een extra 'e' achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Elle est allée / Stéphanie est allée.
• ...mannelijk meervoud: zet een extra -s achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Ils sont entrés / Mathieu et Youssef sont venus
• ...vrouwelijk meervoud: zet een extra -es achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Elles sont montées / Caroline et sa soeur sont arrivées

Exercices 

Wat: Oefening 16 a - c- d- e blz 107-108

Hoe: wij gaan samen beginnen/ daarna zelfstandig.

Hulp: Steek je vinger op.

Tijd: 10 minuten.

Klaar? Blijf stil als iedereen klaar is

Wat heb je geleerd in deze les?

Chanson

Rempli le texte à trous.

Bonne écoute

chapitre 3 

Voca-A-B-E

G - Phrases-clés.

F - Lire.

Révise passé-composé.

Corrige les devoirs.

www.timeanddate.com

Traduire et noter dans le livret.

Ann is naar de strand gegaan om te ontbijten.

Ann is naar de strand gegaan om te ontbijten.

G- phrases -clés.

- Noter la prononciation sur le livret.

Exercices 26 à 27 page 119.

En classe

Chapitre 3: Départ immédiat!

Cahier d'activités p. 114 & 115

Partie F                lire                        ex 22 à 25b

Comment? Ensemble.

vous (aller = gaan, passé composé)

passé composé

1. êtes allée
2. êtes allé
3. êtes allés
4. êtes allées

Elles...
(passé composé)

1. sont restées
2. sont resté
3. sont restée
4. sont restés

Passé Composé: Ik ben geweest

1. Je suis être
2. Je suis êté
3. J'ai été
4. J'ai être

Correction des devoirs