l'adverbe
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
langzaam (lent)
A
lentement
B
lentment
Slide 3 - Quizvraag
dwaas (fou)
A
foument
B
follement
Slide 4 - Quizvraag
werkelijk
A
vraiement
B
vraiment
Slide 5 - Quizvraag
snel
A
rapidement
B
rapidment
Slide 6 - Quizvraag
eerlijk (honnête)
A
honnêtement
B
honnêtment
Slide 7 - Quizvraag
voorzichtig (prudent)
A
prudentement
B
prudemment
Slide 8 - Quizvraag
instinctief (instinctif)
A
instinctivement
B
instinctifment
Slide 9 - Quizvraag
precies (juste)
A
justemment
B
justement
Slide 10 - Quizvraag
serieus (sérieux)
A
sérieuxement
B
sérieusement
Slide 11 - Quizvraag
leesbaar (lisible)
A
lisiblement
B
lisiblemment
Slide 12 - Quizvraag
constant (constant)
A
constantement
B
constamment
Slide 13 - Quizvraag
afschuwelijk (affreux)
A
affreusement
B
affreuxment
Slide 14 - Quizvraag
ongelukkig (malheureux)
A
malheureuxment
B
malheureusement
Slide 15 - Quizvraag
intens (profond)
A
profondément
B
profondement
Slide 16 - Quizvraag
droog (sec)
A
sechement
B
sèchement
Slide 17 - Quizvraag
uiteindelijk
A
finalement
B
finalemment
