Chapter 3- Grammar: both, each, all, every, none- Basis 3

Welcome
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we nog leren?
  • Je weet hoe en wanneer je 'both, any, all, every and none' gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Both = beide/allebei
  • Je gebruikt 'both' bij twee personen, dieren of dingen.

  • Het zelfstandig naamwoord staat in het meervoud.

Example: 
  • Both thieves were captured by the police.
  • Sarah watched both girls as they entered the room.

Slide 3 - Tekstslide

Each = elke
  • Je gebruikt 'each' bij twee of meer personen, dieren of dingen.

  • Het zelfstandig naamwoord staat in het enkelvoud.

Example: 
  • He has a small tattoo on each arm.
  • Each year Kevin goes skiing in Austria.

Slide 4 - Tekstslide

All, every= alle/allemaal, iedere
  • Je gebruikt 'all bij drie of meer personen, dieren of dingen.
  • Je gebruikt every met enkelvoudige namen

Example: 
  • The suspect accepted all charges.
  • A criminal burgled nearly every house in the street.
  • None of the missing jewels were recovered.

Slide 5 - Tekstslide

Each, every = elke, iedere
  • Each en every worden beide gebruikt met enkelvoudige zelfstandige naamwoorden om hoeveelheid aan te geven.
  • Je gebruikt 'each' om nadruk te leggen op individuele dingen. 
  • Je gebruikt 'every' om nadruk te leggen op het geheel.
Example: 
  • She had paint on each leg. (fout: She had paint on every leg)
  • I've read every article in the library. (fout: I have read each article..)

Slide 6 - Tekstslide

... watches belong to Henry.
A
Each
B
Both
C
Every
D
None

Slide 7 - Quizvraag

The police questioned ... of the bank's employees.

A
each
B
both
C
all
D
none

Slide 8 - Quizvraag

He has a small tattoo on ... arm.
A
each
B
both
C
every
D
none

Slide 9 - Quizvraag

... of the prisoners managed to escape.

A
Each
B
Both
C
Every
D
None

Slide 10 - Quizvraag

I have two cats. ____ enjoy going outside.
A
both
B
none
C
all
D
every

Slide 11 - Quizvraag

Sorry, but it is ____ of your business.
A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 12 - Quizvraag

She sings ____ song with passion.
A
none
B
each
C
both
D
all

Slide 13 - Quizvraag

Robert knows ____ of the words for the test.
A
every
B
none
C
either
D
neither

Slide 14 - Quizvraag

Sarah wakes up at 7 o’clock ______ day.

A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 15 - Quizvraag

I burnt _______ my hands when I took the chicken out of the oven.

A
none
B
each
C
both
D
all

Slide 16 - Quizvraag

She has played ____ of her new games yet.

Slide 17 - Open vraag

Jane and Tim ____ love dancing.

Slide 18 - Open vraag

The couple is quite hungry, so they ____ order a snack.

Slide 19 - Open vraag

____ of the shoes they sell here fit me.

Slide 20 - Open vraag

Did they eat ____ of the cakes.

Slide 21 - Open vraag

Did you understand this grammar rule?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll