G2 Unité 2 leerdoelen week 51

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1,2

Deze Week (week 51)

Cette semaine (semaine 51)
du 14 décembre au 18 décembre

Leerdoelen week 51: De puntjes op de "i"

• We herhalen de werkwoorden 'pouvoir' 'vouloir' 'faire'
• We herhalen de woorden uit de tekst uit ‘la disparition’ op blz 79

Let op: deze tekst kun je beluisteren in Edition in blok 2.2

• We lezen korte teksten over een interview met de 14-jarige basketbalster Mina

Maak  

(Je hebt nu U2 zo goed als af)

• Je maakt vóór vrijdag 18 december de D-toets in Edition
• Je bereidt je voor op de luistertoets van 6 januari en de kennistoets van 13 januari

POUVOIR

kunnen/mogen

Pouvoir (kunnen/mogen)

Je peux

tu peux

il/elle/on peut

nous pouvons

vous pouvez

ils/elles peuvent

je/tu/:-x 

il/elle/on: -t

 

Nous: - ons 

Vous - ez 

ils/elles: - ent

Ik heb gekund/gemogen etc.

J'ai pu

Tu as pu

il a pu
on a pu

elle a pu

nous avons pu

vous avez pu

ils ont pu

elles ont pu

j' ai pu

VOULOIR

willen

Vouloir (willen)

Je veux

tu veux

il/elle/on veut

nous voulons

vous voulez

ils/elles veulent

je/tu/:-x

il/elle/on: -t

Nous: - ons

Vous - ez

ils/elles: - ent

Ik  heb gewild etc.

J'ai voulu
tu as voulu

il / elle / on a voulu

nous avons voulu

vous avez voulu

ils/elles ont voulu

j'ai voulu

FAIRE

doen/maken

Faire (doen/maken)

Je fais

tu fais

il/elle/on fait

nous faisons

vous faites

ils/elles font

je/tu/: -s

il/elle/on: -t

Nous: - ons

Vous - tes

ils/elles: - ont

Ik  heb gemaakt/gedaan etc.

J'ai fait
tu as fait

il / elle / on a fait

nous avons fait

vous avez fait

ils/elles ont fait

j'ai fait

Vocabulaire leestekst "Une catastrophe"

• On dirait... 
• qu'elle a pleuré
• Pourtant
• comme d'habitude
• le cours est ennuyeux
• j'ai envie de savoir
• heureusement qu'elle..
• je suis désolée

• men/je zou zeggen...
• dat ze gehuild heeft
• Toch
• zoals gewoonlijk
• de les is saai
• ik wil/heb zin om te weten
• Gelukkig maar dat zij..
• het spijt me

Vertaal:
pourtant

1. omdat
2. altijd
3. toch
4. nog

Vertaal 'je suis désolé'

Vertaal:
on dirait

1. men zou denken
2. men zou weten
3. men zou lachen
4. men zou zeggen

Vertaal 'pleurer'

Welk woord komt op de puntjes
j'ai envie de ....

1. savoir
2. intéresser
3. ennuyeux
4. habitude

Vertaal 'pleurer'

• les yeux plein de larmes
• elle recule
• je ne sais rien
• d'autres savent..
• j'entends
• des chuchotements
• elle est drôlement sévère
• à côté de
• il est au courant de tout

• de ogen vol van tranen
• ze deinst achteruit
• ik weet niets
• anderen weten...
• ik hoor
• gefluister
• ze is bijzonder streng
• naast
• hij is overal van op de hoogte

Vertaal 'les larmes'

Vertaal:
chuchoter

1. achteruit deinsen
2. fluisteren
3. streng zijn
4. op de hoogte zijn

Vertaal 'les yeux'

• là-bas
• mais de quoi?
• bon sang
• je m'énerve
• un voleur
• quelque chose comme ça
• il y a quelques jours
• la dame s'aperçoit
• les bijoux ont disparu
• la police convoque
• des blagues
• je suis en colère

• daarginds, daar verderop
• maar waarover?
• verdorie
• ik word boos/raak geïrriteerd
• een dief
• zoiets dergelijks
• enkele dagen geleden
• de vrouw merkt op
• de sieraden zijn verdwenen
• de politie roept op
• grappen
• ik ben boos

Vertaal ' il y a' in de zin:
il y a quelques jours

1. er zijn enkele dagen
2. er zijn sommige dagen
3. enkele dagen geleden

Vertaal:
la police s'aperçoit

1. de politie roept op
2. de politie merkt op
3. de politie deinst terug
4. de politie vertelt

Vertaal 'mais de quoi'

• répondre du bout des lèvres
• elle semblait si malheureuse
• tiens!
• raconter
• tout à coup
• je me réveille
• qu'est-ce qui lui arrive
• quelque chose
• elle ne parle qu'à toi
• à peu près

• voorzichtig antwoorden
• ze leek zo ongelukkig
• kijk eens aan!
• vertellen
• plotseling
• ik word wakker
• wat is er met hem/haar gebeurd?
• iets
• ze praat alleen maar met jou
• ongeveer

Vertaal :
raconter

1. vergeten
2. bespreken
3. geloven
4. vertellen

Vertaal 'tout à coup'

Vertaal :
quelque chose

1. niets
2. ergens
3. enige keuze
4. iets

Vertaal :
qu'est-ce qu'il lui arrive

1. wanneer komt hij aan
2. wat gebeurt er
3. wat is er met hem aan de hand
4. wat overkomt hem

• même pas
• je touche
• à peine
• il faut faire quelque chose
• mais quoi?
• que faire?
• je repars pour le collège
• un début
• d'abord
• je vais (aller) voir
• on va voir
• le sourire
• tout ce que je peux faire
• le contraire
• des étrangers

• zelfs geen
• ik raak aan
• nauwelijks
• er moet iets gebeuren
• maar wat
• wat te doen
• ik keer terug naar school
• een begin
• allereerst
• ik ga zien
• we gaan zien
• de glimlach
• alles wat ik kan doen
• het tegendeel
• buitenlanders

Vertaal 'à peine'

Vertaal :
un début

1. een doel
2. een begin
3. een oplossing
4. een oorzaak

Vertaal 'même pas'

Vertaal 'le sourire'