Week 5 Dwangmiddelen

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
StrafrechtMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Mag een medewerker van een particulier beveiligingsdienst een verdachte naar zijn naam en adres vragen?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Ja, dat mag gerust, want vragen staat voor iedereen vrij.
Mag de medewerker de verdachte ook dwingen om kort te stoppen om antwoord te geven op deze vraag?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Nee, want de particuliere beveiligingsman heeft geen bevoegdheid tot staande houden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een winkelier ziet dat een personeelslid geld wegneemt uit de kassa. De medewerker ziet dat hij betrapt wordt en wil er vandoor gaan. De winkelier sluit echter vlug de deuren en houdt de medewerker op die manier binnen in afwachting van de komst van de politie.

Leg uit of de winkelier bevoegd is om zo te handelen.

Slide 12 - Open vraag

Ja, iedereen is bij betrapping op heterdaad bevoegd om de verdachte aan te houden. Dit wil zeggen dat de verdachte mee gaat naar het bureau om te worden voorgeleid of, in dit geval, even vast wordt gehouden zodat de politie hem mee kan nemen naar het bureau.
Twee opsporingsambtenaren nemen een aangehouden verdachte mee naar het bureau. Onderweg stellen ze hem een paar vragen over de toedracht van het misdrijf. Er worden geen aantekeningen gemaakt, het is gewoon een praatje onderweg. Daarom praat de verdachte vlotweg; hij legt uit wat hij heeft gedaan en hoe hij de zaak heeft aangepakt.

Leg uit of dit verhaal van de verdachte als bewijs tegen hem kan worden gebruikt.

Slide 13 - Open vraag

Nee, dit bewijs kan niet meetellen voor het bewijs omdat de verdachte voorafgaand aan dit verhoor niet is gewezen op zijn zwijgrecht. Er is altijd sprake van een verhoor als een verdachte vragen worden gesteld over zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit, ongeacht waar het verhoor plaatsvindt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verdachte wordt aangehouden voor een eenvoudige diefstal. Hij wordt om half twee in de middag voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Om vier uur is de zaak duidelijk; de politie weet voldoende en heeft de zaak rond.

Op welk moment moet de verdachte in vrijheid worden gesteld?

Slide 15 - Open vraag

Meteen om vier uur, want dwangmiddelen moeten het onderzoek dienen. Na vier uur, als de zaak rond is, is het doel van het ophouden voor onderzoek vervallen en moet de verdachte worden heengezonden.
Een verdachte van een licht misdrijf komt om zes uur in de avond binnen op het bureau. Om half zeven wordt hij voorgeleid aan de hulpofficier van justitie.

Op welk moment eindigt het ophouden voor onderzoek?

Slide 16 - Open vraag

De verdachte kan maximaal zes uur worden opgehouden voor onderzoek; daarbij worden de nachtelijke uren tussen twaalf uur ’ s nachts en negen uur ’s morgens niet meegerekend. De termijn wordt gerekend vanaf het moment van de voorgeleiding. Het dwangmiddel houdt daarom op om half tien in de ochtend.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie moet er volgens art. 56 Sv toestemming geven voor onderzoek in het lichaam van verdachte?
A
hulpofficier van justitie
B
officier van justitie
C
politieagent
D
rechter-commissaris

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie verricht volgens art. 56 Sv het onderzoek in het lichaam?
A
arts
B
officier van justitie
C
politieagent
D
rechter-commissaris

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rechten van de verdachte, art. 27 c Sv
Onder andere:
Zwijgrecht
Recht op informatie
Recht op een advocaat


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwijgrecht (nemo tenetur)
Art. 29 lid 2 Sv
De verdachte mag zwijgen.
Hij mag niet onder druk worden gezet om alsnog te spreken.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: Het is altijd slimmer als je je op je zwijgrecht beroept!
Wat vindt jij?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Recht op informatie
Volgens art. 27c Sv heeft de verdachte recht op allerlei informatie:
- Welk feit hij zou hebben begaan
- Welke rechten hij als verdachte heeft
- Hij mag de processtukken zien/hebben

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recht op een advocaat
Verdachte mag zijn raadsman vóór het eerste verhoor spreken.
Verdachte heeft recht op een raadsman tijdens het verhoor.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke straf zal de man hebben gekregen?
A
een taakstraf van 240 uur
B
3 maanden gevangenis
C
6,5 jaar gevangenis
D
vrijspraak

Slide 29 - Quizvraag

Er is te zien dat de agenten de man niet naar zijn naam vragen, en ook zonder toestemming in het dashboardkastje en in de plastic tas kijken.
Ook was de cautie, de mededeling dat een verdachte het recht heeft om te zwijgen, niet op tijd gegeven. Verder laten de beelden zien dat een agent de tas eerst naar zich toetrekt en daarna openmaakt. Terwijl in het proces verbaal staat dat de tas al open was.
Hierdoor concludeerde de rechtbank dat er vormfouten zijn gemaakt. Het openen en doorzoeken van het dashboardkastje en het openvouwen en kijken in de plastic tas was niet nodig geweest, om achter de identiteit van de man te komen.
Dat gebeurde ook nog eens zonder toestemming. Ook was er geen duidelijke reden om de rest van de auto te doorzoeken. Het vormverzuim maakt dat het politieonderzoek in strijd is met het recht op een eerlijk proces en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het kader van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
Het betekende dat alle in de auto gevonden spullen niet als bewijs mogen worden gebruikt. Hierdoor is er geen bewijs voor de beschuldiging. De rechtbank en de officier van justitie waren het daarom met elkaar eens dat de man daarom vrijgesproken moet worden.
Vragen?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies