3TD - H3 Taalverzorging: Woordsoorten

Hoofdstuk 3
Taalverzorging
Voltooid 
Deelwoord

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les, 
telefoon in tas.)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
Taalverzorging
Voltooid 
Deelwoord

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les, 
telefoon in tas.)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we 
vandaag doen?

    • Uitleg Voltooid Deelwoord

    • LessonUp.

    • De les afsluiten.

    Slide 2 - Tekstslide

    De vorige lessen:
    Hebben we het gehad over zinsontleding, interpunctie, samengestelde zinnen, woordsoorten. 

    H1, H2 & H3 taalverzorging. 

    Slide 3 - Tekstslide

    Dit kan ik aan het einde van deze les:
    • Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord goed spellen.

    Slide 4 - Tekstslide

    Waarom leren over Woordsoorten?
    Met zinsontleding krijg je inzicht in de opbouw van een zin. Het helpt je om een zinnen en woorden goed te formuleren en de spellingsregels goed toe te passen.

    Slide 5 - Tekstslide

    Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
    In veel zinnen komt een voltooid deelwoord voor. Bijvoorbeeld:

    Ik heb mijn kamer opgeruimd.

    Sonja heeft haar zonnebril opgepoetst.

    Mijn ouders zijn gisteren vertrokken

    Slide 6 - Tekstslide

    Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
    Een voltooid deelwoord kan deel uitmaken van het gezegde, zoals in de zinnen hiervoor. Maar een voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.

    De opgeruimde kamer.

    De opgepoetste zonnebril.

    De vertrokken ouders.

    Slide 7 - Tekstslide

    Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
    Bij een voltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord dat bij de uitspraak op een t-klank eindigt, gebruik je de verlengproef. Je hoort dan of je een -t of -d moet schrijven. Bijvoorbeeld:

    - Het is opgeruimd met een -d, want je zegt de opgeruimde kamer

    - Het is opgepoetst met een -t want je zegt de opgepoetste zonnebril. 

    Slide 8 - Tekstslide

    Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
    Schrijf het bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk. 

    -de danseres was mooi gekleed; de mooi geklede danseres. 

    - Het hek was compleet verroest; het compleet verroeste hek.

    Slide 9 - Tekstslide

    Neem de zinnen over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
    georg vroeg aan zijn leraar mag ik de fictieopdracht wat later inleveren​

    Slide 10 - Open vraag

    Neem de zinnen over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
    voordat de softbalwedstrijd begon spraken we nog één keer onze tactiek door​

    Slide 11 - Open vraag

    Neem de zinnen over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet:
    ​ in de pauze vertelde kasper dat hij gaat verhuizen​

    Slide 12 - Open vraag


    Zijn de hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?​

    De dj zei: deze muziek klinkt fantastisch.​
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 13 - Quizvraag


    Zijn de hoofdletters en leestekens in de zin juist of onjuist toegepast?​

    ‘Hoeveel kosten deze schoenen?’ informeerde Roberts vader.​
    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 14 - Quizvraag

    In een zin kan meer dan één persoonsvorm staat. ​

    A
    Juist
    B
    Onjuist

    Slide 15 - Quizvraag

    Vul de volgende zin met het juiste woord aan.​

    Als het onderwerp meervoud is, is ook de […] meervoud.

    Slide 16 - Open vraag

    Omdat de vrouw luid bleef zingen, werd zij de bus uitgezet.​
    persoonsvormen […]​
    onderwerpen […]

    Slide 17 - Open vraag

    Als je je haar bij deze kapsalon laat knippen, wordt het afgeknipte haar gebruikt voor pruiken en extensions.​
    persoonsvormen […]​
    onderwerpen […]

    Slide 18 - Open vraag

    In het pretpark is een achtbaan gesloten en ​
    A
    daardoor de andere attracties nu drukker zijn.
    B
    daardoor zijn de andere attracties nu drukker.

    Slide 19 - Quizvraag

    We gaan de finale halen, tenzij ​
    A
    ons team verliest de volgende wedstrijd.
    B
    ons team de volgende wedstrijd verliest.

    Slide 20 - Quizvraag

    Maak van de twee zinnen een samengestelde zin. ​

    (maar) Arwin laat zijn telefoon ’s nachts aanstaan. Hij kijkt er niet meer naar.​

    Slide 21 - Open vraag

    Maak van de twee zinnen een samengestelde zin. ​

    (terwijl) Leonie gaat vanmiddag naar Outlander kijken. Ze ligt lekker op de bank.​

    Slide 22 - Open vraag

    Na vandaag:
    Kan je één ding benoemen die je hebt geleerd? 

    Slide 23 - Tekstslide

    De volgende les:
    Volgende week woensdag (15 december) vindt de toets taalverzorging plaats.

    Het is belangrijk dat je hiervoor H1, H2 & H3 taalverzorging leert en kent.

    Bestudeer de theorie nogmaals en maak de opdrachten.

    Slide 24 - Tekstslide