La ronde
1 / 15
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Lekker rustig
De spelers zitten in een kring. Eén speler staat heel zachtjes op en loopt naar een medespeler, naar wie hij een hand uitsteekt en hem fluisterend begroet: “Hallo X.” Deze speler neemt de hand aan, staat vervolgens op en loopt naar een medespeler, net zo zachtjes als zijn voorganger. De eerste speler gaat op de vrijgekomen plaats zitten. Het spel duurt net zolang tot er iemand geluid maakt door te praten, hoesten, giechelen e.d.
Variatie: 2 spelers staan tegelijk op en begroeten elkaar in de kring door een buiging te maken.
Slide 3 - Tekstslide
Ik ben uniek
De spelers staan in een kring. Het doel is zo snel mogelijk bij het middelpunt van de kring te raken. Dit doe je door een origineel weetje over jezelf te vertellen. Als nog niemand hetzelfde heeft meegemaakt of hetzelfde kenmerk heeft, mag je een stap naar voren doen. Er moet ook gespeeld worden en gedragen gesproken worden.
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Typische locaties in een dorp of stad
Slide 6 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 7 - Tekstslide
Speler A kiest locatie. Muziek gaat aan. Muziek staat luid. Speler B komt erbij.
Slide 8 - Tekstslide
Maak snel duidelijk wat de relatie tussen de twee personages is en wat jullie van elkaar vinden.
Slide 9 - Tekstslide
Kies één ding waar de scène om draait. Dit geeft rust.
Slide 10 - Tekstslide
Reageer echt op wat de ander doet. In lichaamstaal en gezichtsexpressie.
Slide 11 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 12 - Tekstslide
Laat je inspireren door de muziek. Je spel verandert door de muzieksoort.
Slide 13 - Tekstslide
Muziek gaat zachter. Speler A komt met tekst.
Slide 14 - Tekstslide
Gebruik weinig tekst en laat de tekst die je gebruikt er ook echt toe doen
Slide 15 - Tekstslide
Speler A stapt uit de scène. Speler B kiest een nieuwe locatie en beeldt uit waar hij naartoe gaat. Speler C komt het podium op en neemt "iets" mee uit de eerste scène (een karaktertrek, een manier van bewegen, een personage, een gespreksonderwerp etc.)
