Hardy Weinberg oefenles 2

Hardy - Weinberg
Oefenen met het rekenwerk binnen de populatiegenetica
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hardy - Weinberg
Oefenen met het rekenwerk binnen de populatiegenetica

Slide 1 - Tekstslide

Hardy Weinberg formule 1
Ik noem de allelfrequentie van het 
dominantie allel p.
Ik noem de allelfrequentie van het
recessieve allel q.

Dan is p + q = 1.

Slide 2 - Tekstslide

Hardy Weinberg formule 2
genotypefrequentie AA is p2
genotypefrequentie Aa is 2pq
genotypefrequentie aa is q2

Dan is  p2 + 2pq +  q2 = 1



Slide 3 - Tekstslide

Vraag 1
Een populatie van 10.000 individuen voldoet wat betreft de onderlinge voortplanting aan de voorwaarden, genoemd in de wet van Hardy-Weinberg. Van deze populatie is
bekend dat 169 individuen homozygoot dominant zijn.

Wat is de frequentie van het recessieve allel in deze populatie?

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1:
Van deze populatie is bekend dat 169 individuen homozygoot dominant zijn.
Wat is de frequentie van het recessieve allel in deze populatie?

Slide 5 - Open vraag

Vraag 2: Van deze populatie is bekend dat 169 individuen homozygoot dominant zijn.
Hoeveel individuen hebben het recessieve kenmerk (fenotype)?

Slide 6 - Open vraag

Vraag 2
In een grote populatie blijkt, dat 90% van de allelen dominant R zijn. Het andere allel is de (recessieve) r. 

Hoeveel personen in een steekproef van 40 personen zullen naar verwachting resuspositief (het dominante fenotype) zijn?

Slide 7 - Tekstslide

In een grote populatie blijkt, dat 90% van de allelen dominant R zijn. Het andere allel is de (recessieve) r.

Hoeveel personen in een steekproef van 40 personen zullen naar verwachting resuspositief (het dominante fenotype) zijn?

Slide 8 - Open vraag

Vraag 3
Behalve de ABO–bloedgroepen zijn er bij de mens ook andere bloedgroepensystemen. De MN–bloedgroepen komen tot stand door de allelen LM en LN. Een groep van 208 bedoeïenen in de woestijn van Syrië werd getest op de aanwezigheid van de M en N antigenen. Bloedgroep M (LMLM) werd gevonden bij 119 mensen, MN (LMLN) bij 76 mensen en N (LNLN) bij 13 mensen.
Bereken de allelfrequentie voor LM en voor LN.

Slide 9 - Tekstslide

Hint
208 mensen -> 416 allelen

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord vraag 3

Slide 11 - Open vraag

Vraag 4
Bij mannen is het gen voor een bepaalde vorm van kaalheid dominant en niet X-chromosomaal. Bij vrouwen worden alleen individuen die homozygoot zijn voor deze vorm van kaalheid, min of meer kaal op latere leeftijd. In een steekproef van 10.000 mannen uit een populatie die in Hardy Weinberg evenwicht is, hebben 7225 mannen het genotype waardoor ze niet kaal zullen worden. Kaalheid op jeugdige leeftijd heeft geen invloed op huwelijks of voortplantingskansen.
Bereken voor een vergelijkbare steekproef van 10.000 vrouwen uit deze populatie het aantal vrouwen dat helemaal niet kaal zal worden.

Slide 12 - Tekstslide

Hint
7225 / 10000 zijn homozygoot recessief (aa)

Slide 13 - Tekstslide

Antwoord vraag 4

Slide 14 - Open vraag

Vraag 5
In een maispopulatie vinden we lange maisplanten en dwergmaisplanten. Dwergmais is homozygoot voor de stengellengte en heeft het genotype dd. De frequentie van het recessieve allel d is 0,2. De populatie is in (Hardy Weinberg) evenwicht met betrekking tot dit gen. Twee willekeurige lange maisplanten uit deze populatie worden gekruist.
Bereken de kans dat de eerste nakomeling die ontstaat uit deze kruising, een dwergmaisplant is. Geef je antwoord in de vorm van een breuk.

Slide 15 - Tekstslide

Hint
dd = dwergmais
q=0,2
p=0,8

Slide 16 - Tekstslide

Antwoord vraag 5

Slide 17 - Open vraag

Het oplossen van Hardy-Weinberg vraagstukken vind ik
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll