Italië in het Interbellum

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Italië hoorde origineel bij de Centralen maar bleef toch neutraal tijdens de oorlog
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 7 - Quizvraag

Waarom werden Duisland, Oostenrijk-Hongarije en Italië de Centralen genoemd?
A
Omdat ze in het midden van Europa liggen.
B
Omdat ze een centraal leger hadden.
C
Omdat ze een centrale regering hadden.
D
Omdat ze een middelmatige taal hadden.

Slide 8 - Quizvraag

Welk onderdeel van het nazisme is geen onderdeel van het facisme?
A
Geweld is goed
B
Er is één sterke leider
C
Jodenhaat
D
Democratie is onzin

Slide 9 - Quizvraag

Welk kenmerk hoort niet bij het Facisme?
A
Democratisch bestuur
B
Nationalisme
C
Persoonsverheerlijking
D
Geweld

Slide 10 - Quizvraag

In welk Romeins voorwerp ligt de oorsprong van de naam Facisme?
A
Fasces
B
Gladius
C
Paludamentum
D
caccabus

Slide 11 - Quizvraag

wat zijn de belangrijkste kenmerken van facisme?
A
nationalisme en militarisme en voorstander van democratie
B
nationalisme, militarisme, de afkeer van democratie en van persoonlijke vrijheid
C
militarisme, tegenstander van persoonlijke vrijheid
D
rassenleer, militarisme, afkeer democratie en van persoonlijke vrijheid

Slide 12 - Quizvraag

Mussolini wilde....
A
Vreedzaam met andere landen samenleven.
B
De hele wereld veroveren.
C
Een sterk rijk veroveren rond de Middellandse Zee, zoals de Romeinen hadden gehad.
D
Samen met Duitsland Europa veroveren.

Slide 13 - Quizvraag

Wat past er NIET bij Mussolini?
A
Democratisch
B
Dictatuur
C
Fascisme
D
Persoonsverheerlijking

Slide 14 - Quizvraag


Wat was de bijnaam van Mussolini?
A
Il duce
B
Generalissimo
C
Führer
D
Il capitano

Slide 15 - Quizvraag

Hoe werd Mussolini genoemd?
A
Il Duce --> De grote
B
Il Duce --> De leider
C
Il Duce--> Man van het volk
D
Il Duce--> De baas

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noem je politieke reclame?
A
Propaganda
B
Persoonverheerlijking
C
Interbellum
D
Totalitarisme

Slide 17 - Quizvraag

Waar wijst het 'totaal' in het woord 'totalitarisme' op?
A
Op de totale hoeveelheid aan ideeën
B
Op het totaal beheersen van de bevolking
C
Op het veroveren van de totale wereld
D
Op het totaal aantal dictaturen

Slide 18 - Quizvraag

totalitarisme betekent
A
dat één leider alles bepaalt
B
de staat bepaalt wat je doet en denkt.
C
dat er sprake is van een dictatuur
D
dat er geen vrijheid van meningsuiting is

Slide 19 - Quizvraag

Wat is niet een overeenkomst tussen het fascisme en het nazisme?
A
antisemitisme
B
militarisme
C
totalitarisme
D
nationalisme

Slide 20 - Quizvraag