7.1 + 7.2

H7 Nederland en het buitenland


§ 7.1 Nederland handelsland.
§ 7.2 Kunnen we vrij handelen?
§ 7.3 Nederland en de EU.
§ 7.4 De wereld wordt kleiner.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H7 Nederland en het buitenland


§ 7.1 Nederland handelsland.
§ 7.2 Kunnen we vrij handelen?
§ 7.3 Nederland en de EU.
§ 7.4 De wereld wordt kleiner.

Slide 1 - Tekstslide

In deze les:
- maken + bespreken § 7.1: opgave 8 t/m 10 (blz. 205);
- bespreken § 7.2: opgave 5 (blz. 208);
   - herhalingsopdrachten + plusopdrachten (boek) 
     of rekentrainer (digitaal).



GOAL!

Slide 2 - Tekstslide

BETALINGSBALANS
een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland
Goederen en diensten
invoerwaarde en uitvoerwaarde van goederen en diensten --> 
Ned.: handelsoverschot
1
Toerisme
inkomsten van buitenlandse toeristen en uitgaven van Ned. toeristen in het buitenland
2
Arbeidsmigratie
lonen die Ned. inwoners ontvangen als ze in het buitenland werken en lonen die aan buitenlandse werknemers betaald worden
3

Slide 3 - Tekstslide

INVLOED VAN WISSELKOERSEN
Wisselkoers € stijgt --> € wordt duurder --> exportprijs stijgt --> vraag naar Ned. producten door niet-eurolanden daalt --> export daalt.


Dus:
stijgende wisselkoers € leidt tot dalende export!!! 
En anderom.

Slide 4 - Tekstslide

Maken: opgave 8, 9 en 10 (blz. 204)
 8a Overschot 2004: € 40 miljard
       Overschot 2019: € 83 miljard

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 8 (blz. 204)
a 


 

 
   

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 8 (blz. 206)
a Stijging in % = (€ 83 – € 40) ÷ € 40 × 100% = 107,5%


 

 
   

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 8 (blz. 204)
a Stijging in % = (€ 83 – € 40) ÷ € 40 × 100% = 107,5%
x De export daalde naar verhouding meer dan de import
   □ Er gingen minder Nederlandse toeristen naar het buitenland
   x Er kwamen minder buitenlandse toeristen naar Nederland
   □ Meer Nederlandse werknemers gingen werken bij     
        buitenlandse bedrijven


 

 
   

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 9 (blz. 205)
a  1  

 


 

 
   

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 9 (blz. 205)
a  1  Totale aankoop kost 5.000 × € 129 = € 645.000
         € 645.000 × 0,80 = £ 516.000
     € 645.000 × 0,90 = £ 580.500

b  

 


 

 
   

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 9 (blz. 205)
a  1  Totale aankoop kost 5.000 × € 129 = € 645.000
         € 645.000 × 0,80 = £ 516.000
     € 645.000 × 0,90 = £ 580.500

b  De export naar het Verenigd Koninkrijk zal afnemen. Door de 
     koersstijging van de euro worden Nederlandse producten in 
     het Verenigd Koninkrijk duurder.

 


 

 
   

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 10 (blz. 205)

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 10 (blz. 205)
Waardedaling € --> 3 (Ned. producten goedkoper)
                                          --> 2 (toename vraag naar Ned. producten)
                                                  --> 1 (toename Ned. productie)
                                                          --> economische groei Nederland.

Slide 13 - Tekstslide

Vrijhandel binnen de EU (§ 7.3)
Binnen de EU is er vrijhandel, 
dus géén protectionisme.

De EU heeft een gemeenschappelijk buitentarief.




alle EU-landen hanteren dezelfde invoertarieven voor de import van buiten de EU.

Slide 14 - Tekstslide

Opgave 5 (blz. 208)
Situatie 3, want vrijhandel binnen EU en gemeenschappelijk buitentarief!

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk
Maken: 
Boek: Herhalingsopdr. 1 t/m 11 (blz. 220)
Digitaal: H7 Rekentrainer 1 t/m 10

Slide 16 - Tekstslide