In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wassymbolen en schoonmaakpictogrammen
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat denk je?
Ken je de meeste symbolen en pictogrammen?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
D
Weet ik niet
Slide 3 - Quizvraag
Sleep de onderdelen in de juiste volgorde zodat je de was juist kunt uitvoeren:
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
Was sorteren
Was ophangen
Wassen
Was controleren
Was strijken
Was opvouwen
Slide 4 - Sleepvraag
Wat staat er vaak op het kledingetiket?
A
Maat, merk, wasvoorschrift, grondstoffen
B
wasvoorschrift, de naam en plaats van de winkel.
C
katoen, hoe je het moet wassen, het merk
D
symbolen
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Video
Wat betekenen de wassymbolen?
Bleken
Chemisch reinigen
Strijken
Droger
Wassen
Slide 7 - Sleepvraag
Wat betekent het volgende symbool?
A
40 graden normaal wasprogramma
B
40 graden anti-kreukprogramma
C
40 graden fijne was
D
40 graden wol-wasprogramma
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekenen deze was-symbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = heet strijken 3 = niet bleken
4 = stomen mag 5 = mag in de droger
B
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = warm strijken
3 = bleken mag 4 = niet stomen
5 = mag in de droger
C
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken
3 = bleken mag 4 = niet stomen
5 = mag niet in de droger
D
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken
3 = niet bleken 4 = stomen mag
5 = mag niet in de droger
Slide 9 - Quizvraag
Wat geven de puntjes in de strijkbouten bij de symbolen aan?
A
temperatuur
B
snelheid
C
voor welke stof het geschikt is
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent dit symbool?
A
niet strijken
B
lauw strijken
C
koud strijken
D
heet strijken
Slide 11 - Quizvraag
Waar is jouw kledingstuk gemaakt?
Slide 12 - Woordweb
Waarvan is jouw kledingstuk gemaakt?
Slide 13 - Woordweb
Welke wasvoorschriften kun je ontdekken?
Slide 14 - Woordweb
De kledingindustrie
Slide 15 - Tekstslide
Hoe vaak koop jij kleding?
A
1 keer per week
B
1 keer per maand
C
1 keer per 3 maanden
D
1 keer per jaar
Slide 16 - Quizvraag
Welke winkels shop jij graag?
Slide 17 - Woordweb
npo.nl
Slide 18 - Link
Gevaarsymbolen
Op schoonmaakmiddelen staan symbolen op de etiketten.
Voor een veilig gebruik van schoonmaakmiddelen is het belangrijk dat je weet wat de symbolen betekenen en dat je de informatie op de etiketten leest en toepast.
Slide 19 - Tekstslide
Dit symbool op een schoonmaakmiddel betekent:
A
bijtend
B
irriterend
C
explosief
D
licht ontvlambaar
Slide 20 - Quizvraag
Op een schoonmaakmiddel staat dit gevarensymbool. Welke maatregel neem je? ( 2 juiste antwoorden)
A
Je draagt handschoenen.
B
Je houdt je aan de dosering.
C
Je draagt een mondkapje
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Moet ik de symbolen nog goed oefenen?
Ja
Nee
Een beetje
Slide 23 - Poll
Goed gedaan!
Opdracht: Zie werkblad (schrijf op welke was symbolen op verschillende kledingstukken staan)