Grammatica zinsdelen: hoofdstuk 4 (foutieve beknopte bijzin)

Formuleren
Hoofdstuk 3: foutieve beknopte bijzin
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren
Hoofdstuk 3: foutieve beknopte bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Doel en planning
Doel: aan het einde van deze les weet je wat een foutieve beknopte bijzin is, kun je deze herkennen en ken je twee manieren om de foutieve beknopte bijzin te verbeteren.

Planning: je blikt terug op de beknopte bijzin. Je krijgt theorie over de foutieve beknopte bijzin en je maakt opdrachten hierover. 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik: wat is een beknopte bijzin? Gebruik in je antwoord ook de 3 mogelijke vormen van werkwoorden in een beknopte bijzin.

Slide 3 - Open vraag

Vind de beknopte bijzin met het voltooid deelwoord.
A
Na te zijn beroofd deden de toeristen aangifte.
B
De dag waarop hij was verdwenen, belden zijn ouders de politie.
C
Gearriveerd op Schiphol, zocht zij een hotel.

Slide 4 - Quizvraag

Vind de beknopte bijzin met het onvoltooid deelwoord.
A
Dromend over zijn toekomst viel hij in slaap.
B
Na te hebben gegeten ruimde zij de tafel af.
C
Al meerdere keren gewaarschuwd, reed hij toch weer te hard.

Slide 5 - Quizvraag

Vind de beknopte bijzin met ‘te + infinitief’

A
De stemming goed aanvoelend sloot Elsbeth de vergadering.
B
Na te zijn opgenomen in het hospitaal ontving zij kaartjes.
C
De portemonnee, gevonden op straat, bleek leeg te zijn.

Slide 6 - Quizvraag

Bekijk de volgende beknopte bijzin. Waarom is deze fout? "Na een uur in de oven te hebben gestaan, smulden de gasten van de taart."

Slide 7 - Open vraag

Theorie foutieve beknopte bijzin
Je kunt met een beknopte bijzin gemakkelijk een fout maken, wanneer je het verzwegen onderwerp uit het oog verliest.

Na het probleem te hebben besproken, kwam de tram aanrijden. 

Uit de hoofdzin blijkt dat de tram het onderwerp is. Dat moet ook het verzwegen onderwerp in de beknopte bijzin zijn. En dat is in de eerste zin niet het geval: een tram bespreekt geen problemen. Die zin is dus grammaticaal fout.

Slide 8 - Tekstslide

Theorie foutieve beknopte bijzin
Het onderwerp van de beknopte bijzin moet dus hetzelfde zijn als de hoofdzin. 

Aangekomen op het vakantieadres meldde mijn vader zich aan de balie.

Deze zin klopt, want het onderwerp van de beknopte bijzin is 'mijn vader' en dat is hetzelfde onderwerp als de hoofdzin. 


Slide 9 - Tekstslide

Wat is de hoofdzin?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de hoofdzin?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het denkbeeldig onderwerp van de beknopte bijzin?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.

Slide 12 - Open vraag

Is deze zin juist?
Om vroeg op vakantie te kunnen gaan, vertrok de helikopter van de president al om 7 uur.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de hoofdzin?
Lopend door het hete woestijnzand kregen de zwaarbeladen ezels al snel dorst.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de hoofdzin?
Lopend door het hete woestijnzand kregen de zwaarbeladen ezels al snel dorst.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het denkbeeldig onderwerp van de beknopte bijzin?
Lopend door het hete woestijnzand kregen de zwaarbeladen ezels al snel dorst.

Slide 16 - Open vraag

Is deze zin juist?
Lopend door het hete woestijnzand kregen de zwaarbeladen ezels al snel dorst.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de hoofdzin?
Een kwartier te laat gearriveerd, was de voorstelling natuurlijk al begonnen.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de hoofdzin?
Een kwartier te laat gearriveerd, was de voorstelling natuurlijk al begonnen.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het denkbeeldig onderwerp van de beknopte bijzin?
Een kwartier te laat gearriveerd, was de voorstelling natuurlijk al begonnen.

Slide 20 - Open vraag

Is deze zin juist?
Een kwartier te laat gearriveerd, was de voorstelling natuurlijk al begonnen.
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Liggend op zijn badmat las Achmad zijn dagblad.
A
goede beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 22 - Quizvraag

Bij school aangekomen, bleken zijn boeken nog thuis te liggen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 23 - Quizvraag

Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.
A
beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 24 - Quizvraag

Kijkend uit het raam, viel plotseling een dakpan naar beneden.
A
foutieve beknopte bijzin
B
beknopte bijzin

Slide 25 - Quizvraag

Op onze vakantiebestemming aangekomen, vielen de mussen van het dak.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 26 - Quizvraag

Hoe verbeter je een foutieve beknopte bijzin?
  1. Verander de beknopte bijzin in een gewone bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp.

  2. Verander de hoofdzin en vul daar het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin in.

Slide 27 - Tekstslide

Verbeter de foutieve beknopte bijzin door deze in een gewone bijzin te veranderen (manier 1).
"Staand op de vuurtoren bood het strand een prachtige aanblik."

Slide 28 - Open vraag

Verbeter de foutieve beknopte bijzin door de hoofdzin te veranderen (manier 2).
"Staand op de vuurtoren bood het strand een prachtige aanblik."

Slide 29 - Open vraag

Opdracht - uit boek 
  • Maak opdracht 1, 2 en 3 op pagina 99, online!

Slide 30 - Tekstslide

Doel en planning
Doel: aan het einde van deze les weet je wat een foutieve beknopte bijzin is, kun je deze herkennen en ken je twee manieren om de foutieve beknopte bijzin te verbeteren.

Planning: je blikt terug op de beknopte bijzin. Je krijgt theorie over de foutieve beknopte bijzin en je maakt opdrachten hierover. 

Slide 31 - Tekstslide

Ik weet nu wat een foutieve beknopte bijzin is
JA!
Een beetje
Nee, ik moet nog meer oefenen

Slide 32 - Poll

Ik ken nu twee manier om foutieve beknopte bijzinnen te verbeteren.
JA!
Een beetje
Nee, ik moet nog meer oefenen

Slide 33 - Poll

Welke vragen heb je nog na deze les? Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 34 - Open vraag