Eigen omgeving

Eigen omgeving
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Eigen omgeving

Slide 1 - Tekstslide

BVB's
Begrijpend lezen (mavo-stof) Week 4,
26-05
Begrijpend lezen (havo-stof) Week 4,
26-05
Grammatica Week 8,
26-06

Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen:
1. Ik kan een activerende tekst herkenen.
2. Ik weet waarom de opmaak van een activerende tekst belangrijk is.
3. Ik kan het tekstverband middel/doel en een voorwaardelijk tekstverband herkenen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is geen leesstrategie?
A
globaal lezen
B
plezierig lezen
C
intensief lezen
D
zoekend lezen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een leesstrategie?
A
Een manier van lezen.
B
Een manier van kijken
C
Een plan van aanpak.
D
Een aanpak.

Slide 6 - Quizvraag

Tekstdoelen

Een menukaart heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
instrueren

Slide 9 - Quizvraag

Tekstdoelen

Een reclametekst heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
instructie geven

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 12 - Quizvraag

Waar staat een kernzin en wat betekent de kernzin?
A
Vooraan in de alinea en het is de belangrijkste zin van de alinea
B
Vooraan in de alinea en het is de minder belangrijkste zin van de alinea
C
Achteraan in de alinea en het is de belangrijkste zin van de alinea
D
Middenin de alinea en het is de belangrijkste zin van de alinea

Slide 13 - Quizvraag

Welke uitspraak over kernzin is waar?

Een kernzin:
A
is een samenvatting van de alinea
B
bevat de hoofdzaken van de alinea
C
is altijd de eerste zin van de alinea
D
is niet in alle alinea's aanwezig

Slide 14 - Quizvraag


wat is een deelonderwerp?
wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van een onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 15 - Quizvraag

Tekstsoorten en tekstdoelen

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten
Talent

Mavo:
Hoofdstuk 4
Blz 142-145
Opdracht 1 tm 14

Havo:
Hoofdstuk 4
Blz 148-151
Opdracht 1tm 8 en 10-13

Slide 17 - Tekstslide

Activerende tekst
Een activerende tekst wil de lezer vooral tot actie aanzetten. Bijna altijd is informatie geven het tweede tekstdoel. 
Met die informatie probeert de schrijver de lezer over te halen om iets te gaan doen.

Slide 18 - Tekstslide

2 soorten activerende teksten

reclame: probeert de lezer tot iets over te halen, bijvoorbeeld iets kopen.
Tekstvormen: advertentie, affiche, folder.
oproep: nodigt de lezer uit iets te doen, bijvoorbeeld ergens aan
meewerken, ergens lid van worden, geld storten voor een goed doel.
Tekstvormen: uitnodigingsbrief, uitnodigingsmail

Slide 19 - Tekstslide

Beeld en opmaak
  • Opmaak: alles wat de schrijver doet met de uiterlijke vorm van de
tekst, zoals de verdeling over de pagina, de keuze van lettertype en
lettergrootte en het gebruik van kleur.

• Beeld: de afbeelding die met de tekst is gecombineerd. Mogelijke
functies:
– aandacht trekken;
– illustratie bij de tekst;
– voorbeeld bij de tekst;
– toevoeging van informatie die niet in de tekst staat.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

2 tekstverbanden
Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Middel-doel
om te, met als doel,
waarmee, daarmee
Wouter neemt een paraplu mee
om natregenen te voorkomen.
Voorwaardelijk
als, indien, wanneer,
mits, tenzij, behalve
als, op voorwaarde dat
Wij gaan tot de aankoop over,
mits de prijs flink wordt
verlaagd.

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen:
1. Ik kan een activerende tekst herkenen.
2. Ik weet waarom de opmaak van een activerende tekst belangrijk is.
3. Ik kan het tekstverband middel/doel en een voorwaardelijk tekstverband herkenen.

Slide 23 - Tekstslide