Het meewerkend voorwerp

Nederlands Havomodules
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands Havomodules

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik; Wat heb je vorige les geleerd?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je het werkwoordelijk gezegde en het meewerken voorwerp in een zin aanwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

meewerkend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Dionne gaf een taart aan Mirte.
pv: gaf
wg: gaf
ow: Dionne
lv: een taart
Aan wie geeft Dionne een taart? aan Mirthe = mv

Slide 5 - Tekstslide

Ik heb mijn fiets aan Ellen uitgeleend.
pv: heb
wg: heb uitgeleend
ow: ik
lv: mijn fiets
Aan wie heb ik mijn fiets uitgeleend? aan Ellen = mv

Slide 6 - Tekstslide

De postbode bezorgde ons een pakketje.

Slide 7 - Open vraag

De leeuw liet zijn tanden aan ons zien.

Slide 8 - Open vraag

Zijn opa heeft hem een brommer beloofd.

Slide 9 - Open vraag

Lia heeft het antwoord aan de docent gevraagd.

Slide 10 - Open vraag

Deze shampoo geeft je haar een schitterende glans.

Slide 11 - Open vraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 12 - Open vraag

Mail hem de lijst met namen!
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
de lijst
B
de lijst met namen
C
hem
D
geen idee

Slide 13 - Quizvraag

Ik koop een game voor mijn vriend .
het meewerkend voorwerp is:

A
ik
B
koop
C
een game
D
voor mijn vriend

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
Hij gaf haar een kus.
A
Hij
B
gaf
C
haar
D
een kus

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

Zinsontleden
- Onderstreep de pv. Zet de zin in een andere tijd.
- zet zinsdeelstrepen. Welk zinsdeel kan voor de pv staan?
- Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg), dus alle werkwoorden
- zoek het onderwerp (o). Wie/wat + wg
- zoek het lijdend voorwerp (lv). wie/wat + wg + o (Niet altijd in zin)
- zoek het meewerkend voorwerp (mv).   (niet altijd in zin)
     aan/voor wie/wat+ wg + o + lv
- rest is bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 17 - Tekstslide

Deze les
Heb je geleerd wat het werkwoordelijk gezegde en het meewerkend voorwerp zijn en hoe je die in een zin kunt vinden.



Slide 18 - Tekstslide