Imperfecto

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

¡Hola!

En esta  clase virtual repasamos el imperfecto y las frases clave de capítulo 3

       de imperfecto

Welke werkwoord-tijd is dit?

En hoe gaan de vervoegingen ook al weer?

Bekijk evt. het filmpje op de volgende slide

0

El pretérito imperfecto: verbos regulares

Wanneer gebruik je de imperfecto? (1)

1) Handelingen of situaties waarvan het begin en/of het einde buiten bschouwing blijft.

Bijvoorbeeld:

Antes vivía en España                                    (Vroeger woonde ik in Spanje)

Cuando era pequeño, tenía un perro     (Toen ik klein was, had ik een hond)

Wanneer gebruik je de imperfecto? (2)

2) Voor het aanduiden van gewoontes en herhalingen in het verleden.

Bijvoorbeeld:

Todos los veranos íbamos a Francia.               (Iedere zomer gingen we naar Frankrijk)

Siempre desuynaba con un croisán.               (Ik at altijd een croissantje)

Wanneer gebruik je de imperfecto? (3)

2) Voor het aangeven van een reden waarom iets gebeurde in het verleden.

Bijvoorbeeld:

Ayer no fui a clase, porque estaba enferma.      (Gisteren ging ik niet naar les                                                                                                       omdat ik ziek was)

fui = indefinido (de o.v.t. die je in Capítulo 2 moest leren)

estaba = imperfecto 

Tijdsbepalingen = signaalwoorden

In het Spaans heb je dus 2 vertalingen voor de onvoltooid verleden tijd: imperfecto of indefinido

Staat er een tijdsbepaling in de zin? Dan helpt dit jou bij het kiezen voor  de juiste o.v.t.  (imperfecto of indefinido ?)

Y ahora unas preguntas ...

Maak de vragen op de volgende slides 

om te kijken wat je al weet

ser - nosotros - imperfecto

hablar - nosotros - imperfecto

Imperfecto - zij werkten

ir - tú - imperfecto

vervoeg in de imperfecto:
escribir (vosotros)

vervoeg in de imperfecto:
tener (yo)

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?

1. pensaban
2. bebías
3. comieron
4. vivíamos

Ibamos

1. Presente
2. Pretérito perfecto
3. Pretérito indefinido
4. Pretérito imperfecto

¿Indefinido o imperfecto?
Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.

1. ganaba
2. ganabas
3. ganó
4. ganaste

Welk signaalwoord duidt NIET op een imperfecto?

1. siempre
2. en abril
3. normalmente
4. todos los días

Het signaalwoord "antes" hoort bij de .....

1. Presente
2. Pretérito perfecto
3. Pretérito indefinido
4. Pretérito imperfecto

Schrijf drie signaalwoorden naar keuze op die horen bij de imperfecto.

EL FIN

Gracias por tu atención