M3 NE paragraaf 2.4 Schrijven en formuleren
1 / 17
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Noem de 5W1H-vragen.
Slide 5 - Woordweb
Welke stelling over een verslag is niet waar?
A
In het middenstuk beantwoord je elke vraag in één alinea.
B
Je schrijft de inleiding altijd als eerst.
C
In het slot vat je de belangrijkste informatie samen.
D
In het middenstuk geef je voorbeelden en uitleg.
Slide 6 - Quizvraag
Noem voorbeelden van signaalwoorden.
Slide 7 - Woordweb
Welk verband wordt in het middenstuk van een verslag vaak gebruikt?
A
Opsomming
B
Samenvatting
C
Conclusie
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Waar begint de zakelijke brief mee?
A
Geadresseerde
B
Dagtekening
C
Aanhef
D
Afzender
Slide 10 - Quizvraag
In de 1e alinea van een zakelijke brief ...
A
schrijf je wat je zou willen dat de geadresseerde doet.
B
schrijf je je eigenlijke boodschap.
C
leg je uit waarom je de brief schrijft.
D
bedank je alvast voor de moeite.
Slide 11 - Quizvraag
Wat zou je in de bijlage van een zakelijke brief kunnen toevoegen?
Slide 12 - Woordweb
Slide 13 - Tekstslide
Om welke reden kun je gebruikmaken van verwijswoorden?
Slide 14 - Woordweb
Wat doe je als je niet goed weet of een de-woord mannelijk of vrouwelijk is?
A
Dan gok je welk verwijswoord je moet gebruiken.
B
Dan gebruik je geen verwijswoord.
C
Dan gebruik je je woordenboek.
Slide 15 - Quizvraag
Hoe vond je de les gaan?
😒🙁😐🙂😃
