Toets havo hoofdstuk 6

Wat gebeurde er met Hitler na de mislukte staatsgreep in 1923?
A
Hitler kreeg alleen een boete
B
Hitler moest de gevangenis in
C
Hitler werd verbannen naar Oostenrijk
D
Hitler kreeg een taakstraf
1 / 32
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gebeurde er met Hitler na de mislukte staatsgreep in 1923?
A
Hitler kreeg alleen een boete
B
Hitler moest de gevangenis in
C
Hitler werd verbannen naar Oostenrijk
D
Hitler kreeg een taakstraf

Slide 1 - Quizvraag

Hitler wilde het verdrag van Versailles opzeggen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Hoe heette de partij van Hitler?
A
NSDAP
B
VVD
C
Socialistische partij
D
Partij van Hitler

Slide 3 - Quizvraag

Hoe wordt de Duitse tactiek aan het begin van de Tweede Wereldoorlog genoemd?
A
Von Schlieffenplan
B
Operatie Barbarossa
C
Blitzkrieg
D
Loopgravenoorlog

Slide 4 - Quizvraag

Wat wordt gezien als het begin van de Tweede Wereldoorlog?
A
Engeland en Frankrijk vallen Duitsland binnen
B
Hitler valt Frankrijk binnen
C
Hitler komt aan de macht
D
Hitler trekt Polen binnen

Slide 5 - Quizvraag

De Republiek van Weimar duurde van
A
1933 - 1945
B
1919 - 1929
C
1919 - 1933
D
1918 - 1939

Slide 6 - Quizvraag

Was de republiek van Weimar succesvol?
A
Ja, er kwam eindelijk een democratie in Duitsland
B
Ja, veel Duitsers stonden achter deze regering
C
Nee, veel Duitsers voelden zich verraden door Weimar
D
Nee, de republiek van Weimar was een dictatuur

Slide 7 - Quizvraag

In welk jaar mocht de Republiek van Weimar lid worden van de volkenbond?
A
1919
B
1923
C
1924
D
1926

Slide 8 - Quizvraag

Wie had de macht in de Republiek van Weimar?
A
Een keizer
B
Het parlement
C
Een dictator
D
Een koning

Slide 9 - Quizvraag

Deze afbeeldingen
gaan over:
A
Hyperinflatie
B
Staatsgreep
C
Demilitarisatie
D
Dolkstootlegende

Slide 10 - Quizvraag

Racisme is een onderdeel van fascisme
A
Juist
B
niet juist

Slide 11 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van
A
Genocide
B
Holocaust
C
Propaganda
D
Antisemitisme

Slide 12 - Quizvraag

In welk jaar vond de Kristallnacht plaats?
A
1933
B
1935
C
1938
D
1939

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noemden de Duitsers de definitieve oplossing voor het "Joodse probleem"?
A
Holocaust
B
Endlösung
C
Blitzkrieg
D
Kristallnacht

Slide 14 - Quizvraag

Om welke reden kreeg de nacht van 9 op 10 november de naam Kristallnacht?
A
gebroken glas van huizen en winkels
B
stelen van juwelen en edelstenen van de Joden
C
nu werd "kristalhelder" wat de Joden te wachten stond
D
Hitler had deze operatie zo genoemd

Slide 15 - Quizvraag

Wat is appeasementpolitiek?
A
Aandringen op oorlog
B
Alles doen om de vrede te behouden
C
Hitler valt Rusland aan
D
Britten verklaren Hitler de oorlog

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de holocaust
A
De holocaust is de trein vanaf Westerbork
B
De holocaust is een concentratiekamp
C
De holocaust is een belangrijke , zwarte gebeurtenis uit de geschiedenis
D
De holocaust is een reddingsactie tijdens de tweede wereldoorlog

Slide 17 - Quizvraag

Adolf Hitler verbreekt in de zomer van 1941 (opnieuw) een belofte door ...
A
een bondgenootschap aan te gaan met Japan
B
de Sovjet-Unie aan te vallen.
C
de Amerikaanse vloot op Hawaii te vernietigen
D
De Verenigde Staten de oorlog te verklaren

Slide 18 - Quizvraag

28. Welk land gooit 2 atoombommen op de steden Hiroshima en Nagasaki?
A
de Sovjet-Unie
B
Engeland
C
de Verenigde Staten
D
Japan

Slide 19 - Quizvraag

Welke gebeurtenis vormt het einde van de Tweede Wereldoorlog?
A
De slag om Stalingrad
B
D-day
C
De dood van Hitler
D
De Japanse overgave na de Amerikaanse atoombommen-aanval

Slide 20 - Quizvraag

Waar staat het begrip 'D-day' voor en wat gebeurde er op deze dag?
A
D-day = Division-day. Legers werden gevormd
B
D-day = Demolishion-day. Rotterdam werd gebombardeerd
C
D-day = Decision-day. de geallieerden komen aan bij de kust van Normandië.
D
D-day = Direction-day. Op deze dag kreeg de oorlog een nieuwe wending.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen nazi-organisatie?
A
De SS
B
De Hitlerjugend
C
De Gestapo
D
De NSB

Slide 22 - Quizvraag

Welk begrip past het best bij deze foto?
A
Leidersbeginsel
B
Propaganda
C
Indoctrinatie
D
Hitlerjugend

Slide 23 - Quizvraag

De Anschluss is
A
Begin van de oorlog
B
Oostenrijk wordt bij Duitsland gevoegd door Hitler
C
Aanval op Tsjecho-Slowakije
D
Ander woord voor Hitlerjugend

Slide 24 - Quizvraag

Mussolini was een:
A
Nazi
B
Democraat
C
Dictator
D
Racist

Slide 25 - Quizvraag

Het woord fascisme is afgeleid van
A
de fasces, symbool van Romeins gezag
B
fascinatie, Mussolini was gefascineerd door uniformen
C
de knokploegen van Mussolini; de fasci di combattimento
D
Mussolini heeft het woord zelf bedacht.

Slide 26 - Quizvraag

welke twee leiders van totalitaire regimes zijn dit?
A
Stalin en Mussolini
B
Hitler en Lenin
C
Stalin en Hitler
D
Mussolini en Hitler

Slide 27 - Quizvraag

Welk land heeft het Dawesplan opgericht?
A
Frankrijk
B
Verenigde Staten
C
Duitsland
D
Groot- Brittannië

Slide 28 - Quizvraag

Eerste Wereldoorlog
Tweede Wereldoorlog

Slide 29 - Sleepvraag

Eerste Wereldoorlog
Tweede Wereldoorlog
NL: neutraal
Loopgraven
1914
NL: bezet
1939
Jodenhaat
Hitler

Slide 30 - Sleepvraag

Sleep de gebeurtenissen naar de juiste plek. 
Je begint bij de gebeurtenis die het langst geleden is.
1
2
3
4
5
De Eerste Wereldoorlog eindigt met het Verdrag van Versailles 
De crisis begint. 
De Eerste Wereldoorlog begint 
Hitler komt aan de macht en begint de Tweede Wereldoorlog.
De Tweede Wereldoorlog eindigt met de twee atoombommen in Japan. 

Slide 31 - Sleepvraag

Vraag 1: Maak de goede combinaties
Bombardement van de Duitsers op Rotterdam.

Japanse aanval op Pearl Harbour.
Engeland en Frankrijk verklaren de oorlog aan Duitsland.
Twee jaar voor de Duitse inval in Nederland.
Vier dagen nadat de Duitsers Nederland binnenvielen.
Hiermee begon de Tweede Wereldoorlog.
De Duitsers bezetten Oostenrijk en Tsjechië.
De Verenigde Staten verklaren de oorlog aan Duitsland, Italië en Japan.

Slide 32 - Sleepvraag