3.5 Een rijk, twee keizers

Leerdoel: Ik kan uitleggen hoe het Romeinse rijk veranderde en hoe er een einde kwam aan het West-Romeinse Rijk.
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel: Ik kan uitleggen hoe het Romeinse rijk veranderde en hoe er een einde kwam aan het West-Romeinse Rijk.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Maak opdr. 74 in je werkboek en vervolgens opdr. 75.

Slide 3 - Tekstslide

antwoord opdr. 75
Octavianus, de latere keizer Octavianus Augustus

Slide 4 - Tekstslide

Maak opdr. 76 in je wb.

Slide 5 - Tekstslide

Soorten bronnen

Antwoord opdr. 76


Het is een ongeschreven bron en een primaire bron. We kunnen hiermee ontdekken hoe groot zo’n amfitheater was en waar het publiek zat.


Maak opdr. 77 in je werkboek.

Slide 6 - Tekstslide

Antwoord opdr. 77
Het is een
geschreven bron en een
secundaire bron.

Maak opdr. 78 in je werkboek.

Slide 7 - Tekstslide

Wreed of niet?
Antwoord op opdr. 78:
Je moet het zien me de normen en waarden van die tijd in gedachten.

Maak opdr. 79 in je werkboek.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord opdr. 79:
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: ik vind dat zulke wreedheden nooit goedgepraat mogen worden.
Of: je moet je in die tijd moet verplaatsen om een oordeel daarover te kunnen hebben.


Slide 9 - Tekstslide

Geen kleine groepjes, maar een echte invasie.
  • In de 1e en 2e eeuw na Chr. kwamen een paar Germaanse stammen in kleine groepjes regelmatig plunderen in het Romeinse Rijk.
  • In de 4e eeuw was er geen sterk Romeins bestuur meer en was het oude verdedigingssysteem verzwakt. De Germanen trokken nu als een invasie het Romeinse Rijk binnen en stichtten daar eigen koninkrijken zoals de Alemannen, Franken, Bourgondiërs, Saksen, Vandalen.

Slide 10 - Tekstslide

De crisis van de 3e eeuw na Chr. met als gevolg: chaos in economie, bestuur en leger.
  • Er kwam een pokkenepidemie, met veel doden=> minder mensen= minder belastingen, oorlogen leverden minder op=> door groei rijk meer soldaten nodig en dus meer salaris kosten.
  • 235-284 na Chr. meer dan 50 keizers=> soldatenkeizers, vochten om de macht.
  • Hoe kwamen deze keizers aan de macht:
  1. Soldaten kregen meer geld voor steun. 
  2. Germanen kregen geld om niet aan te vallen, om tegen elkaar  te vechten. 

    Slide 11 - Tekstslide

    Oorzaak en gevolg
    Maak opdr. 80 in je werkboek.

    Slide 12 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 80
    Voorbeeldantwoord
    De pokken- en de pestepidemie eind 2e en begin 3e eeuw
    Gevolg: Bevolking neemt met 30% af.
    Gevolg hiervan: Minder belastingbetalers
    Gevolg hiervan: De staat krijgt minder inkomsten
      .

    Slide 13 - Tekstslide

    ad opdr. 80
    Vijftig keizers in 49 jaar.
    Gevolg: Elke nieuwe keizer geeft geld aan zijn soldaten.
    Gevolgen hiervan: De staat geeft meer geld uit.

    Slide 14 - Tekstslide

    ad opdr. 80
    De ontwikkeling die in bron 18 wordt beschreven.
    Gevolg: De staat moet Germaanse stammen te vriend te houden en betaalt hen daarom.
    Gevolg hiervan: De staat geeft meer geld uit.

    Slide 15 - Tekstslide

    Maak opdr. 81

    Slide 16 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 81
    De staatskas werd leger, de staat kon minder geld uitgeven.


    Lees nu bron 18 (blz. 72 tekstboek) en maak  opdr 82 in je wb.

    Slide 17 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 82:
        1. Ze hebben verloren, maar doen net alsof ze de baas zijn in de onderhandelingen.

        2. Ze stellen hoge eisen: net zoveel goud en zilver als vroeger.

    Slide 18 - Tekstslide

    Een nieuwe koers door keizers Diocletianus en Constantijn.
    1. Voor meer inkomsten meer belastingen:
    • Boeren blijven voortaan bij de grond=> doen het werk, betalen belasting.
    • Iedereen in de stad moest hetzelfde beroep hebben als zijn vader, belasting betalen.
    • Heel Italië moest belasting gaan betalen.
    • Ambtenaren controleren alles.

    Slide 19 - Tekstslide

    2. Bestuur, verdediging: Om het Rijk beter te besturen, te verdedigen werd het Romeinse Rijk in 2 stukken gedeeld (West-Romeinse en Oost-Romeinse Rijk), met elk een keizer, onderkeizer en 4 hoofdsteden.
    • Gevolg: Er kon door deze verdeling sneller door het leger ingegrepen worden als er een inval kwam vanuit het noorden. De verdediging van de grenzen werd ook aangepast. 

    Slide 20 - Tekstslide

    3. Nieuw verdedigingssysteem i.p.v. de limes met castra en castella=> Bij rivierovergangen en belangrijke wegen kwamen er grote forten zoals in Maastricht. In het binnenland kwamen snelle ruitereenheden die bij problemen snel aan konden vallen in Germaanse gebieden.
    • Rond 400 na Chr. moesten Romeinen grens opgeven en namen de Franken het over.

    Slide 21 - Tekstslide

    Lees: Een nieuwe koers
    Maak opdr. 83 in je werkboek.

    Slide 22 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 83:
    Het probleem van gebrek aan geld bij de staat. Er is voortaan altijd iemand van wie je het belastinggeld kunt eisen, ofwel over wat je verdient met de grond, ofwel over wat je verdient met je bedrijf in de stad. 

    Slide 23 - Tekstslide

    Vervolg antwoord 83
    Er is geen grond en geen bedrijf meer zonder eigenaar en mensen kunnen dus niet meer zeggen: dat is niet van mij, daar betaal ik geen belasting over

    Slide 24 - Tekstslide

    Maak opdr. 84 en bekijk bron 19
    op blz. 73 in je tekstboek.

    Slide 25 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 84:
    Voordeel: zo kun je het rijk beter besturen en verdedigen.

    Nadeel: er is geen eenheid meer in het Romeinse Rijk: ze kunnen elkaar (zelfs per ongeluk) tegenwerken.

    Slide 26 - Tekstslide

    Het verschil tussen de Germaanse invasies in het Romeinse Rijk van de 1ste, 2de eeuw na Chr. en de 4de eeuw na Chr. is?
    A
    In de 1e en 2e eeuw na chr. waren het net zoals in de 4e eeuw grote groepen plunderaars.
    B
    In de 4e eeuw waren het kleine groepjes die kwamen plunderen, in de 1e,2e eeuw grote groepen.
    C
    4e eeuw: grote groepen die binnen trokken, bleven. Geen kleine groepjes die even plunderen.
    D
    Er waren geen verschillen.

    Slide 27 - Quizvraag

    De crisis tijdens de 3e eeuw na Chr. in de economie, leger en bestuur werd werd veroorzaakt door een pokkenepidemie die dan weer zorgde voor minder mensen, belastingopbrengsten, oorlogen leverden minder op, maar door groei van het rijk waren er meer soldaten nodig en dus meer salaris kosten.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 28 - Quizvraag

    Diocletianus zorgde voor meer belastinginkomsten door: Boeren blijven voortaan bij de grond en iedereen in de stad moest hetzelfde beroep hebben als zijn vader, heel Italië moest belasting betalen
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 29 - Quizvraag

    Om het Rijk beter te besturen, te verdedigen werd het Romeinse Rijk in 4 stukken gedeeld (West-Romeinse en Oost-Romeinse Rijk), met elk een keizer, onderkeizer en 4 hoofdsteden.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 30 - Quizvraag

    Er kwam een nieuw verdedigingssysteem i.p.v. de limes met castra en castella=> Bij rivierovergangen en belangrijke wegen kwamen er grote forten zoals in Maastricht. In het binnenland kwamen snelle ruitereenheden die bij problemen snel aan konden vallen in Germaanse gebieden.
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 31 - Quizvraag

     Het einde van de Limes= grens van het Romeinse Rijk in Noord-west Europa
    • Limes aangelegd om de noord grens van het Romeinse Rijk tegen de Germanen te beschermen. 
    • Op de grens lag een heel systeem van forten= Castella, kleine wachttorens en legioenskampen=Castra. 
    • De grens was open voor handelaren om hun producten te verkopen, ook voor Germanen. Hierdoor was de limes niet bestand tegen een grote invasie.


    Slide 32 - Tekstslide

    Maak opdr. 87 in je wb.

    Slide 33 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 87:
    De Germanen in de 1e en 2e eeuw kwamen
    1. In kleine groepjes
    2. voor korte plundertochten.

    Slide 34 - Tekstslide

    vervolg antwoord 87:
    In de 4e eeuw waren het echte invasies van
    1. een groot leger van samenwerkende stammen, die
    2. ver in het binnenland doordrongen (en daar soms zelfs koninkrijken stichtten).

    Slide 35 - Tekstslide

    Maak opdr. 88 wb.

    Slide 36 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 88:
    1. Er werden stevige forten gezet bij strategisch belangrijke punten.
    5. De ruiterij voerde meteen aanvallen uit in Germaans gebied.

    Slide 37 - Tekstslide

    Het einde van het West-Romeinse Rijk.
    • Franken deden alleen aan landbouw, steden verdwenen uit Nederland.
    • 476 na Chr. val (einde) van het West-Romeinse Rijk. Een Germaanse koning zette de laatste Romeinse keizer af in Rome. 
    • Het Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan=> was altijd al rijker dan het westen en konden invallen afkopen.
    • 6e eeuw na Chr. keizer Justianus heroverde groot deel West- Romeinse Rijk.

    Slide 38 - Tekstslide

    • Justinianus liet wetboeken opstellen die de basis zijn voor onze rechtspraak.
    • Constantinopel werd de belangrijkste stad in het Romeinse Rijk. 
    • Het Oost-Romeinse Rijk wordt meestal ook het Byzantijnse Rijk genoemd. Hier bleef de Grieks-Romeinse cultuur bestaan.
    • Het Byzantijnse/Oost-Romeinse Rijk viel in 1453 met de inname van Constantinopel door de Arabieren.

    Slide 39 - Tekstslide

    Maak opdr. 89 in je wb.

    Slide 40 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 89:
    Het Oost-Romeinse Rijk was rijker en kon dus plunderingen afkopen. Doordat hij Gallië veroverd had, oorlog kon voeren, werd hij rijk door de oorlogsbuit.

    Maak opdr. 90 in je wb.

    Slide 41 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 90:
    Hij liet wetboeken samenstellen die de basis zijn van het recht in Europa en Amerika.


    Maak opdr. 91 in je wb.

    Slide 42 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 91:
    Toen Justinianus keizer was, waren het Oost- en het (grootste deel van het) West-Romeinse Rijk voor de laatste keer verenigd. Romulus Augustus heerste maar over een deel van het rijk.

    Slide 43 - Tekstslide

    A: Leg uit waarom er in de 4e eeuw na Chr. veel meer Germanen het Romeinse Rijk binnen trokken dan in de 1e en 2e eeuw na Chr..
    B: Noem een verbetering van keizer Diocletianus

    Slide 44 - Open vraag

    Vat samen en maak opdr. 92

    Slide 45 - Tekstslide

    Antwoord opdr. 92:
    1. In de 3e eeuw raakte het Romeinse Rijk in crisis, o.a. door de hoge uitgaven voor het leger. Er waren namelijk steeds vaker Germaneninvallen. Generaals vochten ook steeds vaker om de keizerstitel. Deze soldatenkeizers gaven steeds meer geld aan hun soldaten om ze te vriend te houden. Ook werden Germanen afgekocht.

    Slide 46 - Tekstslide

    ad opdr. 92
    2. Om orde op zaken te stellen verdeelde keizer Diocletianus het Rijk in vier stukken met elk een hoofdstad. Zowel in het Oost- als in het West-Romeinse Rijk regeerden een keizer en een onderkeizer. Om meer belastinggeld binnen te krijgen werden beroepen erfelijk en werden meer ambtenaren ingezet om alles te controleren. 

    Slide 47 - Tekstslide

    ad opdr. 92
    3. Onder keizer Diocletianus kwam ook een nieuw verdedigingssysteem. Alleen strategische punten werden nog verdedigd met stevige forten. Ruitereenheden konden bij gevaar razendsnel ingrijpen.

    Slide 48 - Tekstslide

    ad opdr. 92
    4. Het Oost-Romeinse Rijk bleef na het einde van het West-Romeinse Rijk bestaan. Onder keizer Justinianus was het Rijk nog even herenigd. De nieuwe hoofdstad was Constantinopel.

    Slide 49 - Tekstslide