6 september les 1quiz

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het werk is overgenomen door machines
A
Seizoensarbeid
B
Specialisatie
C
Mechanisatie
D
Schaalvergroting

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontwikkelde de beroepsbevolking in Nederland?
A
Meer boeren en een steeds minder beroepsbevolking
B
Groeiende industrie en een groeiende beroepsbevolking
C
Groeiende dienstensector en een groeiende beroepsbevolking
D
Steeds minder dienstensector en steeds minder beroepsbevolking

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na de Tweede Wereldoorlog waren er steeds minder boeren op het platteland. Hoe kwam dat?
A
De bevolking groeide langzaam.
B
Er waren steeds minder voorzieningen.
C
Ze gingen studeren.
D
De stad is goedkoper.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg van mechanisatie?
A
Er zijn minder machines nodig
B
Dieren doen het werk van machines
C
Minder mensen hoeven te werken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van mechanisatie zijn
A
Oogstmachine en melkrobot
B
Aardbeiplukkers en rijst verbouwers
C
Voedersysteem en met de hand melken
D
Tractor en iemand die bollenpeller is

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oorzaken van specialisatie in de landbouw zijn
A
Intensivering en sawa's
B
Arbeidsextensief en grondstoffen
C
Mechanisatie en intensivering
D
halffabricaten en kapitaalintensief

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een nadeel van specialisatie van de landbouw is
A
Producten worden steeds beter
B
Kleine bedrijven verdwijnen
C
Productie wordt vergroot

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is specialisatie?
A
Een boer mechaniseert zijn bedrijf en laat alles werken door middel van robots.
B
Bedrijven ontwikkelen zich tot grote multinationals, waarbij meerdere producten worden geproduceerd.
C
Bedrijven richten zich meer op de uitstoot van chemische stoffen en gaan milieuvriendelijker werken.
D
Het verbouwen van één product binnen het bedrijf of het houden van één soort veeteelt.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Een Nederlandse boer kan vergeleken met 1950, veel meer stukken grond bewerken'

Welk begrip hoort bij dit stukje tekst?
A
Seizoensarbeid
B
Biodiversiteit
C
Schaalvergroting
D
Mechanisatie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het werk is overgenomen door machines
A
Seizoensarbeid
B
Specialisatie
C
Mechanisatie
D
Schaalvergroting

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Boer Jan stond bekend om het verbouwen van graan en het houden van koeien. Nu heeft hij alleen nog koeien.
A
Dit is mechanisatie.
B
Dit is specialisatie.
C
Dit is seizoensarbeid.
D
Dit is industriële inertie.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn seizoensarbeiders?
A
Nederlandse jongeren die geld verdienen in de zomer als bijbaantje.
B
Oude mensen die met pensioen zijn, en als hobby de boeren helpen in de zomer.
C
Boeren die voornamelijk druk zijn in de zomer en de lente. Het land is in de winter en herfst niet bewerkbaar.
D
Mensen uit andere Europese landen die hier komen werken rond het hoogseizoen.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is biodiversiteit?
A
Het aantal dieren van een soort op aarde
B
Het aantal soorten organismen op aarde of gebied
C
Het aantal soorten planten in een gebied
D
Het aantal soorten

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke landschapszone is de biodiversiteit het hoogst?
A
Tropisch regenwoud
B
Savanne
C
Steppe
D
Woestijn

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen onze eetgewoonten met de biodiversiteit?
A
De biodiversiteit neemt toe
B
De biodiversiteit neemt af
C
De biodiversiteit veranderd niet.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de secundaire sector?
A
Industrie
B
Diensten
C
Landbouw
D
Commerciële dienstverlening

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kan alles onderverdelen in drie sectoren. De eerste sector is de landbouw, de tweede sector is de industrie en de derde sector zijn de diensten. Bij welke sector hoort deze afbeelding?
A
Landbouw
B
Industrie
C
Diensten
D
Mijnbouw

Slide 18 - Quizvraag

mijnbouw --> goudwinning 
Tertiaire sector = kantoorbanen, primaire sector = landbouw, secundaire sector = industrie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Primaire sector = landbouw Secundaire sector = industrie
Tertiaire sector = diensten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies