Klas 1 Hoofdstuk 4 Water

H4 Water
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 Water

Slide 1 - Tekstslide

Wat houdt 'Oppervlaktewater' in?
A
Water in zeeën, rivieren en meren
B
Water dat wordt opgepompt
C
Vervuild water
D
Brak water

Slide 2 - Quizvraag

Slootwater is ...
A
oppervlakte water
B
grondwater
C
duinwater

Slide 3 - Quizvraag

Welke vier soorten water zijn zoet? O
Zoet water 
F water in de oceaan 
E water in een gletsjer
D zeewater
C sneeuw
B regenwater
A grondwater

Slide 4 - Sleepvraag

Waarin lost meer zout op?
A
koud water
B
warm water

Slide 5 - Quizvraag

Water, waterdamp en ijs
Water (H2O) komt voor in drie toestanden:
  1. Vast (sneeuw en ijs)
  2. Vloeibaar (water)
  3. Gasvormig (waterdamp)

Elke dag gaan er grote hoeveelheden water van de ene toestand in de andere = waterkringloop

Slide 6 - Tekstslide

Waterdamp
Vloeibaar
water
sneeuw en ijs
door verwarming
het kan stollen en verdampen
door 
afkoeling onder nul

Slide 7 - Sleepvraag

Er zijn drie fasen waarin een stof kan voorkomen. Welke van de onderstaande woorden is GEEN fase
A
vast
B
vloeibaar
C
condenseren
D
gas

Slide 8 - Quizvraag

Waar begint de kringloop van het water?
A
Water verdampt
B
Het regent
C
Waterdamp wordt een wolk
D
Water stroomt naar de rivier

Slide 9 - Quizvraag

De  waterkringloop
  • De voortdurende verplaatsing van water over de aarde heet kringloop van het water. 
  • De  waterkringloop wordt aangedreven door de zon.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is er nodig voor de waterkringloop?

Slide 11 - Woordweb

Stroomgebied A       Stroomgebied B
Stroomgebied
het verzamelgebied van een rivier waarbinnen alle neerslag en grondwater via de zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt

Slide 12 - Tekstslide

De waterscheiding is de grens tussen 2 stroomgebieden

Slide 13 - Tekstslide

Een stroomstelsel
het geheel van de hoofdrivier met al zijn zijtakken
Blauw = Stroomstelsel
Rood = Stroomgebied

Slide 14 - Tekstslide


Waar ligt hier de waterscheiding?
A
B
C
D
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag

Het stroomgebied is
A
De hoofdrivier en alle zijrivieren
B
hetzelfde als het stroomstelsel
C
Het hele gebied dat afwatert op een rivier en de zijrivieren

Slide 16 - Quizvraag

Een stroomstelsel bestaat uit drie delen, die samen het lengteprofiel vormen
Bovenloop
Middenloop
Benedenloop

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde als je kijkt vanaf de bron?
A
Benedenloop, middenloop, bovenloop
B
Bovenloop, beneden-loop, middenloop
C
Middenloop,beneden-loop,bovenloop
D
Bovenloop, midden-loop, benedenloop

Slide 18 - Quizvraag

1. De bovenloop: hoog in de bergen, waar de rivier ontspringt. Door het grote hoogteverschil stroomt de rivier snel en is de erosieve kracht groot.

 

2. De middenloop: het middelste deel waar de rivier door een dal loopt waar hij zich heeft ingesneden.


3. De benedenloop: dicht bij de monding waar de rivier door een riviervlakte stroomt. De stroomsnelheid is laag en hierdoor neemt de sedimentatie toe.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide


A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 21 - Quizvraag


A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop

Slide 22 - Quizvraag

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop

Slide 23 - Tekstslide

Verval en verhang

Verval = hoogteverschil tussen 2 punten aan een rivier
Verhang= Hoogteverschil per km




Slide 24 - Tekstslide

Het verval tussen 2 punten is 100 m. Tussen de 2 punten is 20 km, hoe groot is het verhang?

Slide 25 - Open vraag